my sabbatical year
my sabbatical year
2011/12
In de vorige blog over het Kortrijkse “kasteelvonnis” verscheen een kater ten tonele, maar als het over burenhinder gaat zijn honden overal kampioen. Tussen m’n inhaallectuur zit een bijzonder vonnis van de vrederechter van mijn geboortestad Torhout. Het dateert al van 23 11 2010, maar verscheen pas nu in het Nieuw Juridisch Weekblad (NjW) van 30 05 2012: het Rottweiler-vonnis. Dagelijks onderwerp voor iedere vrederechter: burenhinder.
Feiten.
Het vonnis is een tweeluik, maar het item ‘bomen’ (ook altijd een FAQ !) erin, is voor een andere keer.
Buurvrouw houdt een Rottweiler (hierna R. genoemd voor de vrienden) in een hondenren, maar kiest de locatie daarvan in haar grote tuin (2500m2) “uitgerekend” op een 5-tal meter van de tuinterras van de klagers, én bij de openbare weg. Daar blaft en huilt R. naar buren en al wie passeert. Zoals veel eigenaars van honden dan geruststellen: “hij blaft alleen maar...”.
Favoriete methode van de vrederechter: onderzoeken en onderhandelen.
Zoals ook in het Kortrijkse “kasteelvonnis” ging de vrederechter ter plaatse, om er vast te stellen dat ….R. die dag elders ondergebracht was. De vrederechter apprecieert dat maar matig als een poging om “onderzoeksdaden te ontlopen”.
Evenmin krijgt de vrederechter gehoor op zijn voorstel “om de hondenren te verplaatsen of de hond onder te brengen in een ander gedeelte van de tuin”.
Wanneer die bemiddelende suggesties in dovenmansoren vallen, wordt de vrederechter dus weer helemaal jurist: “alors la justice fait sa main”, schreef Voltaire over dat kantelmoment.
Juridisch niet zo eenvoudig.
Wat we gemakshalve het Rottweiler-vonnis zullen noemen is een excellente gelegenheid om de keuze te duiden waar de rechter voor staat: van zijn motivering hangt af van wat hij mag beslissen. Kiezen is dus delen.
Grosso modo zijn er 2 mogelijke juridische denkpistes.
Ofwel begaat de buur een ‘fout’, al was het maar door “nalatigheid of onvoorzichtigheid” (art. 1382 BW). Een beetje de regel “potje breekt, potje betaalt”: wie door zijn fout aan een ander schade toebrengt, moet die vergoeden.
Ofwel is er geen afgemeten “fout”, maar is er ondertussen wel ‘burenhinder’ vast te stellen. Volgens art. 544 BW mag je van je eigendom (dus ook van je hond) “op de meest volstrekte manier het genot hebben” op één voorwaarde: “er geen gebruik van maken dat strijdig is met de wetten of de verordeningen”.
In het Napoleontisch Frans luidt dat toegelaten gebruik van het eigendomsrecht zelfs: “de la manière la plus absolue”.
Het professorenechtpaar Hendrik Vuye & Sofie Stijns benadrukt terecht dat dit helemaal niet betekent dat “het eigendomsrecht een absoluut recht zou zijn”.
In hun magnum opus ‘Burenhinder’ citeren ze (p. 9) mooi de “vertaling-bewerking” van de Code Napoléon in het oude Nederlands Burgerlijk Wetboek van 1838 dat de voorwaarde stelde: “mits men aan de regten van anderen geen hinder toebrenge”. Klinkt modern voor 1838, maar is eigenlijk de oorspronkelijke Franse Revolutionaire lijn.
Zelfs in dit oud-Nederlands klinkt dit als klare taal, en uiteindelijk heeft de rechtspraak dat ook steeds vaker toegepast: ook hinder buiten enige fout om van wie hinder veroorzaakt, moet vermeden worden.
Met hinder wordt dan bedoeld “het verbreken van een evenwicht tussen percelen” (ongeacht de eigenaars ervan). Dat “evenwicht” betekent geen “gelijkheid”: de notie van “evenwicht” is evolutief, en dat evenwicht blijkt in de praktijk meestal maar verbroken als dat “brutaal” het geval is “volgens de standaarden van de maatschappij op een gegeven ogenblik” (Vuye & Stijns, p. 214).
Eerste moraal van het verhaal.
Burenhinder (art. 544 BW) moet vrij evident zijn, en wordt niet afgemeten op een apothekersschaaltje. Dat is de illusie van veel klagers. Maar wat vroeger niet hinderlijk was, kan het morgen worden.
Ook de notie van wat een ‘fout” (art. 1382 BW) of gebrek aan voorzichtigheid is, evolueert volgens sociale inzichten, maar de speelruimte van de rechter is hier veel minder ruim.
Een fout moet dus wel strikt afgewogen worden, en pas als er geen fout vaststaat, moet de mogelijkheid van burenhinder geverifieerd.
Dat is een belangrijke “strategische volgorde” (Vuye & Stijns p. 237) die advocaten wel eens vergeten.
Tweede les: die 2 rechtsgronden leveren 2 heel verschillende oplossingen.
Wordt een ‘fout’ vastgesteld (art. 1382 BW), dan mag de handeling die schade veroorzaakt, gewoon verboden worden. Daarenboven heeft het slachtoffer recht op “integrale schadeloosstelling”. Allemaal logisch in functie van wat als ‘fout’ door de rechter erkend werd.
Is die fout niet klaar te omschrijven, maar wordt door de rechter wel ‘hinder’ aanvaard die het “evenwicht” doorbreekt, dan valt de “herstelling” wat minder uit, al noemt die juridisch dan nog altijd “compensatie”.
De essentiële beperking van die “compensatie” houdt immers in dat die “niet kan bestaan in het volledig verbod van het feit: zelfs als dit volledig verbod de enige wijze is om het verbroken evenwicht te herstellen”.
Het Cassatiearrest van 14 12 1995 dat die lijn bevestigde, betrof een burenklacht over (te) enthousiast trommelen op een drumstel: de rechter verbood dat musiceren op straffe van een dwangsom, maar werd dus teruggefloten door ons hoogste Hof. De redenering is dat er dan door het totaalverbod een nieuw onevenwicht tot stand zou komen.
Terug naar R., onze Rottweiler.
Vrederechter Vandierendonck raadpleegde Wikipedia om het exemplaar als gevaarlijk te catalogeren. Het soort dat niet alleen blaft, maar ook bijt dus. Ook afwezigheid van “intense training tot vermijding van blaffen en tot het socialiseren met de buurt” werd als minpunt genoteerd. Daarenboven wordt de hond gehouden op de plaats waar die voorspelbaar de meeste blaf-aanleiding zal vinden.
Een soort “inburgeringscursus” van R. had dus kunnen helpen, en wat empathie van baasje ook, maar ook daar bleef het haperen.
De vrederechter besloot in die omstandigheden tot “een fout” die morele schade aan de buren berokkende.
Bijgevolg besloot de Torhoutse vrederechter wel tot rechtstreeks herstel ‘in natura’ door een volledig verbod uit te vaardigen om R. in de tuin te houden (binnen in het woonhuis werd wel toegestaan), op straffe van een dwangsom van €50 per inbreuk. De schadevergoeding werd beperkt tot één symbolische €.
Epiloog
De commentaar in NjW stelt dat de vrederechter “terecht de aquiliaanse (*) aansprakelijkheid toepast. De fout bestaat in het niet vermijden van vermijdbare hinder, en de integrale schadeloosstelling bestaat in het verbod om de hond nog langer te houden in de tuin”.
In dit geval stonden voor het baasje van R. inderdaad wel alternatieven open, zoals bij het plaatsbezoek gesuggereerd door de vrederechter.
Indien die alternatieven met beide handen en vier pootjes aangegrepen waren, zou het vonnis wellicht anders geluid hebben, want dan zou het overblijvend geblaf aanvaard kunnen zijn als ‘toevallig geblaf’, en dus aanvaardbaar, of hoogstens foutloze burenhinder (art. 544 BW).
Het totaalverbod zou in dat laatste geval normaliter niet uitgesproken zijn, want de rechtspraak bulkt van gecasseerde of bekritiseerde uitspraken in die zin (i.v.m. honden, o.a. Vred. Tielt 10 06 1982, T. Vred. 1986 (**), 218; Vred. Eghezée 09 02 1998, T.Vred. 1999, 138).
Belangrijk: het nu uitgesproken verbod van de Torhoutse vrederechter gaat uiteindelijk verder dan wat baasje van R. had kunnen bekomen in een van de voorgestelde compromissen. Immers verduidelijk de vrederechter dat het ingestelde verbod nu geldt voor de hele tuin, nl. “alles wat buiten het woonhuis ligt”. De hondenren mag nu dus niet meer verplaatst worden naar een minder hinderlijke plaats in de tuin.
Een goede illustratie van het spreekwoord “wie het onderste uit de kan wil hebben, krijgt het deksel op de neus”. Vooral in alles wat verstandhouding met buren aangaat, is ‘redelijkheid’ een must, en dat blijkt hier nogmaals.
Wel klinkt in het werk van Stijns & Vuye (p. 443) applaus bij een alternatieve oplossing, zoals al door de vrederechter van Louveigné op 23 06 1987 bevolen: geen verbod, en dus ook geen dwangsom, maar een maandelijkse schadevergoeding van (toen) 1.500 Belgische Frank zolang de hond er blijft.
Het financieel voordeel van die juridisch zeer genuanceerde aanpak: waar een dwangsom maar voor de toekomst geldt, gaat schadevergoeding ook terug tot het verleden, vanaf het ontstaan van de hinder.
Aan die geactualiseerde prijs anno 2012 (nu tot €100/maand ?) wordt het snel wel stil...
(*) Aquiliaanse aansprakelijkheid is die op basis van de foutnotie van art. 1382 BW
(**) Weliswaar gepubliceerd met een goedkeurende noot van (later) raadsheer in cassatie E. Stassijns, en bevestigd in hoger beroep door Rb. Brugge 08 10 1984, RW 1985-86, 1502, TBR 1984, 140, noot), maar o.i. terecht bekritiseerd door Stijns & Vuye, op.cit. 442). Die tegenspraak zegt eigenlijk veel over de rechtsonzekerheid in de praktijk. Tot ergernis van veel recht-zoekenden...
Follow me on Twitter@NolfJan
You Tubes of the Day:
Photo of the day:
Some dogs are more equal than others.
Press of the day:
2012 07 19 ‘Ruziënde adel moet muur bouwen van de vrederechter’ (HN)
2011 08 23 Vonnis vrederechter Roeselare over Namen - Namur (link via Legal World)
2010 03 12 ‘Adellijke broedertwist over Kasteel van Bossuit’ (Focus/WTV)
2009 09 23 ‘Mathilde verzoent familie d’Udekem d’Acoz’ (Story Magazine)
2009 03 31 ‘Adellijke pesterijen aan kasteel van Bossuit’ (HN)
Quote of the day:
“Soyez partiaux. Pour maintenir la balance entre le fort et le faible, le riche et le pauvre, qui ne pèsent pas d'un même poids, il faut que vous la fassiez un peu pencher d'un côté. C'est la tradition capétienne. Examinez toujours où sont le fort et le faible, qui ne se confondent pas nécessairement avec le délinquant et sa victime. Ayez un préjugé favorable pour la femme contre le mari, pour l’enfant contre le père, pour le débiteur contre le créancier, pour l’ouvrier contre le patron, pour l’écrasé contre la compagnie d’assurance de l’écraseur, pour le malade contre la sécurité sociale, pour le voleur contre la police, pour le plaideur contre la justice...”
Le substitut du Procureur de la République, Oswald Baudot (voir You Tube of the day - lien ici).
Poem of the day:
“ Neutralité cet instant
comme un centre égalisant un peu
jusqu’à rien ce que je connaissais encore
et ce que je connaissais déja
Non le noeud mais le nu
entre les atteintes de l’avenir
et les costumes du passé
seulement instant cette absence
...
Afzijdigheid dit ogenblik
als een middelpunt dat
wat ik nog kende
en wat ik reeds ken
een beetje in evenwicht brengt
Niet het kluwen maar het naakte
tussen de inbreuken van de toekomst
en de vermommingen van het verleden
dit ogenblik enkel afwezigheid”
Christian Dotremont, ‘Chronique’ (uit ‘Ceci n’est pas une poésie’, Een Belgisch-Franstalige Anthologie belge francophone’ van Barnard, Dirkx & Lambersy (Atlas 2005)
blaffende honden
21 juli 2012
“Burenhinder (art. 544 BW) moet vrij evident zijn, en wordt niet afgemeten op een apothekersschaaltje.”