Questioning Justice
Questioning Justice
2015/16
Het ware verhaal van een bewindvoering die 8 keer fout liep: tot de dood.
Rudy J. is een van de velen die me na een info-namiddag over bewindvoering zijn persoonlijk verhaal doet: in zijn geval de 8 beslissingen van 3 opvolgende vrederechters en één advocaat-bewindvoerder over zijn moeder. Op het einde van het verhaal werd hij zelf ei zo na uit zijn en haar woning gezet. Tot de Brusselse rechtbank in beroep wakker en attent ingreep in november 2014.
Drie maanden later overleed zijn moeder. Ze was dan 92 jaar. “Ze had vanaf haar achttiende, 70 jaar lang Groene Michel’s gerookt” lacht Rudy J. die haar nog beter typeert met dit: “Op een dag vind ik ze boos thuis, want ze is ‘werkloos’ geworden. Ze was dan 82 jaar ! De tandarts waar ze al twee generaties lang voor werkte was aan 65 jaar op pensioen gegaan en had haar daarom moeten ‘opzeggen’”
Geen gewone vrouw dus, moeder J. die tot haar 85ste verder in haar tuin werkte en daarmee pas stopte omdat ze bijna blind werd en een cataract-operatie mislukte.
Daarna begon de weg die haar naar justitie zou leiden. Dat liep niet goed af.
Mama J..
Rudy J. toont me de herdenkingsbrochure van het rusthuis voor de overledenen. Hij wijst naar de foto van zijn moeder en de tekst die de medewerkers voor haar schreven: “Ze wist heel goed wat ze wou. Haar slechte ogen maakten haar heel onzeker en angstig, maar desondanks bleef ze een sterke vrouw. Het bezoek van haar zonen, Rudy en Mark, was voor haar een dagelijks hoogtepunt. Ze hield veel van hen en dat was ook wederzijds. Ze vertelde graag over de reizen die ze maakte met haar man, maar ook over de vele huwelijksaanzoeken die ze kreeg in haar jeugdjaren”.
Hij duidt het rustig en doordacht, wanneer hij die twee en een halve jaar op een rijtje zet, en meteen ook zijn hele leven.
Rewind naar het leven van “losbandige Rudy”.
Klassiek kan je zijn levenloop niet noemen. Zijn vader, pas 50, overlijdt in 1973 aan een nierziekte (polycistische nieren) die pas ook bij hem later erfelijk zal blijken. Rudy is dan 21 en wordt meteen kostwinner voor zijn jongere broer Mark.
Daarom ruilt Rudy meteen zijn job als mecanicien voor het betere betaalde internationaal transport: vooral vrachtwagens in de winter, en autocars in de zomer.
In 1976 koopt het gezinnetje grond waarop een bungalow gebouwd wordt voor hen drie. De aankoopakte wordt op de naam van moeder J. geacteerd omdat broer Mark nog minderjarig is en anders een procedure nodig zou zijn voor de rechtbank. Rudy betaalt een derde van de lening tot die in 1991 afbetaald is.
Rudy neemt vanaf dan wat gas terug als chauffeur. Letterlijk dag en nacht werkte hij toen dat nog “kon” maar de druk werd steeds groter. Het voorpaginanieuws van 27 juni 1989 bracht zijn verhakkelde bus, te pletter gereden bij Nancy terwijl zijn co-chauffeur aan het stuur zat en Rudy sliep. Dat deed hem nadenken: “je leeft maar één keer”.
Hij is tegelijk een slimme belegger. Met die spaarcentjes koopt hij een zeilboot en vertrekt hij naar de Caraïben. “Ik plande 10 jaar te rentenieren” lacht hij, “en het zijn er bijna 20 geworden”. Tijdens die periode verblijft hij de helft van het jaar in de Caraïben en tijdens het orkaanseizoen in de bungalow in België.
Dat de advocaat-bewindvoerder hem tijdens de procedure wegzet als “een losbandige kapitein” glimlacht hij kalm weg. Het einde van het zeilsprookje heeft te maken met de financiële crisis die een grote hap neemt uit zijn beleggingen maar ook met de van zijn vader overgeërfde nierproblemen.
Vanaf 2008 blijft Rudy vooral in België om voor zijn blind wordende moeder te zorgen en zichzelf ook medisch te laten begeleiden. Eind september 2010 wordt moeder in het rusthuis opgenomen en beslist Rudy tot de verkoop van zijn boot om zijn leven in België te kunnen reorganiseren.
Murphy’s Law lijkt als eerste wet in het verhaal toe te slaan tijdens de herfst van 2012: het eerste contact met justitie.
Moeder is dan al een tweetal jaar in het rusthuis maar haar pensioentje is te klein om die maandelijkse kost volledig op te hoesten. Als haar spaarcentjes op raken, start een betalingsachterstand. Rudy sukkelt zelf steeds meer met zijn nieren. Hij besluit zijn boot naar België over te varen voor een betere verkoop ervan en financieel orde op zaken te stellen, ook voor zijn moeder.
Ondertussen wordt de bungalow opgefrist en is er een huurster gevonden zodat het lopend tekort in het budget voor het rusthuis van moeder opgevangen wordt.
De tropisch orkaan ‘Cris’ en bijhorende pannes maken dat Rudy nog maar in Portugal geraakt is wanneer zijn broer Mark hem meldt dat het rusthuis een procedure bewindvoering heeft opgestart naar aanleiding van de betalingsproblemen. Die procedure wordt op 9 oktober 2012 op het vredegerecht behandeld.
Op 4 oktober 2012 mailt Rudy vanuit een haven rond Porto zijn bezwaar tegen een procedure die “voorbarig is en tegens onnodige extra kosten zal vergen”. Hij stuurt aan de vrederechter uitleg over de aankoop van de woning op naam van moeder en de verbintenis van hemzelf en zijn broer om het achterstal in te halen.
Het verzoek van het OCMW aan de vrederechter geeft als enige motivering dat de verblijfsfacturen “maandenlang onbetaald blijven”.
Louter financiële problemen wordt nochtans door de rechtspraak nooit als voldoende aanzien voor bewindvoering, wat die wetgeving immers net onderscheidt van bv. collectieve schuldenregeling of faillissement.
Evenmin volstaan louter fysische handicaps zoals blindheid of mobiliteitsproblemen. In het gezin van moeder en de beide zoons is er ook nooit enig onderling dispuut geweest, integendeel.
Twee mogelijke advocaat-bewindvoerders worden in dat verzoekschrift door het OCMW meteen zelf voorgesteld.
Niettegenstaande het medisch attest dat dit verzoek begeleidt, vermeldt dat de patiënte “beperkte fysische mogelijkheden heeft, ligt in bed of zit in aangepaste rolstoel” doet de vrederechter niet wat minstens dan eigenlijk de regel is: de patiënte ter plaatse bezoeken.
Op dat punt moet erkend: de vrederechter overleed kort daarna zelf, zodat hier persoonlijke gezondheidsproblemen van de magistraat een rol kunnen gespeeld hebben.
Mark J. geeft de mail van zijn broer onmiddellijk bij ontvangst ook af op het vredegerecht en gaat ook naar de zitting van 9 oktober 2012: persoonlijk, maar zonder advocaat.
Het eerste rare vonnis van de vrederechter.
Op diezelfde 9 oktober 2012 wordt het vonnis al meteen uitgesproken waarbij een advocaat wordt aangesteld als bewindvoerder (de eerstvermelde advocaat in de lijst van het OCMW).
Dat vonnis vermeldt niet veel meer dan de dooddoeners van een standaardmotivering en de aanwezigheid van Mark J.
Heel opmerkelijk: hetzelfde vonnis noteert ook “het schrijven van eerste tussenkomende partij neergelegd ter griffie op 8 oktober 2012” – waarmee in mensentaal de mail van Rudy J. vanuit Portugal bedoeld wordt.
Enige weerlegging tegenover de bezwaren van Rudy wordt door de vrederechter niet gegeven.
Nog opmerkelijker: in een later vonnis van de plaatsvervangend vrederechter van datzelfde kanton, in dezelfde zaak wordt over deze fase van de chronologie van de procedure vermeld: “Nadat deze zaak in beraad werd genomen, ontving de vrederechter een schrijven van de heer Rudiger J. waarbij hij bezwaren had aangaande de aanstelling van de bewindvoerder”.
Laat dit nu toch duidelijk zijn: een zaak die pas op 9 oktober 2012 behandeld werd kan onmogelijk op 8 oktober 2012 “in beraad” genomen zijn want de ‘beraadstermijn’ dient nu net om na de zitting over uiteindelijke beslissing na te denken vooraleer het vonnis uit te spreken.
De herkansing kreeg geen kans: het tweede vonnis.
Rudy zeilt verder vanuit Portugal tot de thuishaven Blankenberge waar hij zijn boot te koop zet.
In januari 2013 krijgt hij te horen dat een van zijn (beide aangetaste) nieren moet verwijderd worden. Daardoor komt hij op de wachtlijst voor niertransplantatie te staan en moet hij ondertussen nierdialyse ondergaan.
De beschikking van 9 oktober 2012 was ondertussen per gerechtsbrief toegestuurd naar zijn adres, dat ook de bungalow van moeder betreft.
De beide broers nemen een advocaat onder de arm die voor hen op 9 januari 2013 een verzoekschrift bij het vredegerecht neerlegt.
Daarin argumenteren ze opnieuw dat de bewindvoering “voorbarig” is en de vrederechter dat ook had kunnen te weten komen door rekening te gehouden met de opmerkingen van Rudy van 4 oktober of indien de volgens de procedure te nemen inlichtingen waren ingewonnen.
Daarenboven benadrukken ze ook dat de wetgever de voorkeur geeft aan een lid van de naaste familie als bewindvoerder en de beide broers “sinds jaren, en eensgezind, hun moeder ondersteunen”. Bijgevolg vragen zij – ondergeschikt - de vervanging van de als bewindvoerder aangestelde advocaat door een familiale bewindvoering door een van hen, met aanstelling van de andere broer als ‘vertrouwenspersoon’.
Ingevolge het overlijden van de titularis-vrederechter oordeelt hierover een plaatsvervanger (dus een advocaat).
Opnieuw beslist ook deze (plaatsvervangend) vrederechter de belangrijkste partij in de procedure – met name de betrokken patiënte – niet persoonlijk te bezoeken.
De zaak wordt gewoon behandeld in het vredegerecht op 5 februari 2013.
Bij vonnis van 12 maart 2013 (dus buiten de normale termijn van een maand) oordeelt de vrederechter dat het verzoek tot opheffing van het voorlopig bewind ‘ongegrond’ is omdat de zoons “in gebreke blijven enige bewijs bij te brengen waaruit de huidige gezondheidstoestand van hun moeder moet blijken”.
Die beoordeling is twee keer fundamenteel fout.
Enerzijds omdat het vonnis het initieel geneeskundig verslag herneemt waaruit blijkt dat de patiënte “bedlegerig is of in aangepaste rolstoel” zodat het tot de elementaire praktijk behoort dat de vrederechter de betrokkene dan bezoekt in de instelling waar die verblijft.
Anderzijds omdat zelfs indien een geactualiseerd geneeskundig verslag ware neergelegd, die medische beoordeling hoogstens de start van de discussie kan betekenen: ook dan moet de vrederechter die gegevens toetsen aan zijn persoonlijk contact met de patiënt en invullen met een motvering omtrent de juridische noodzaak (of niet) van bewindvoering. Een bewezen medische problematiek moet immers niet noodzakelijk tot juridische bescherming leiden. Die voorrang van de finale juridische beoordeling op de initiële medische rapportering maakt immers de essentie uit van de hervorming waarop al de eerste wetgeving van 1991 gesteund was.
Verder wijst de plaatsvervangend vrederechter het (ondergeschikt) verzoek tot vervanging van de advocaat-bewindvoerder en de aanstelling van een vertrouwenspersoon af als “onontvankelijk” omdat de zoons J. nagelaten hebben tijdig hoger beroep aan te tekenen tegen het eerste vonnis van 9 oktober 2012.
In sneltempo naar de gerechtelijke verkoop van de woning: het derde vonnis.
Een week later, op 20 maart 2013 beveelt de vrederechter op vraag van de aangestelde advocaat-bewindvoerder al de openbare verkoop van de woning van de moeder waar Rudy nog altijd gedomicilieerd is en verblijft en waar ook een kamer verhuurd wordt aan een alleenstaande dame
Op 5 juli 2013 eist de advocaat-bewindvoerder de afgifte van de sleutels.
Op 20 augustus 2013 ondergaat Rudy J. een nefrectomie (wegname van een nier) in voorbereiding van niertransplantatie en volgt hij dialyse.
Een nieuwe vruchteloze poging bij de vrederechter voor een andere aanpak: het vierde vonnis.
Omdat Rudy nu een nieuw medisch perspectief heeft op langere termijn, waagt hij op 14 oktober 2013 een nieuw verzoekschrift bij de vrederechter om toch zelf als bewindvoerder aangesteld te worden.
In het verslag van de advocaat-bewindvoerder van 4 november 2013 worden de inkomsten van de verhuurde kamer sinds een jaar lang al ontvangen als ‘onwettig’ beschouwd. Er was inderdaad ook geen erkenning binnen het kader van het Vlaamse Kamerdecreet maar de advocaat-bewindvoerder was ook niet van zin daar enige stap toe te zetten, niettegenstaande dat minstens voor de lopende verblijfskost van moeder J. een financieel evenwicht zou realiseren.
De betalingen van de huur werden volgens het antwoord van Rudy J. hierop door de advocaat-bewindvoerder slechts met veel vertraging aan het rusthuis doorgestort, “wat het achterstallig bedrag kunstmatig opgedreven heeft met €5.063”.
Op 9 november 2013 stuurt Rudy aan de vrederechter een overzicht van het familieverhaal met als besluit: “sinds het overlijden van mijn vader hebben mijn broer en ik gedurende 40 jaar er steeds voor gezorgd dat moeder niets te kort kwam. Nog steeds gaan we iedere avond naar het rusthuis, dit om haar de nodige verzorging te garanderen (personeelstekort in het rusthuis vooral op de avond)”.
Ook binnen het kader van die procedure verplaatst de (ondertussen nieuw benoemde titularis-)vrederechter zich niet naar het rusthuis om moeder J. te horen.
De zaak wordt op 12 november 2013 in het vredegerecht behandeld. Daar snauwt – volgens Rudy J. – de vrederechter hem meteen toe: “gij hebt hier niets verloren, gij moet hier buiten, hebt ge dat begrepen ?”.
Daags daarna wijst de vrederechter de vraag van Rudy af als ‘onontvankelijk’ omdat de vraag “niet ingesteld is in het belang van de beschermde persoon”.
Vervolgens in sneltempo naar uitzetting: het vijfde vonnis.
Tussen Kerst en Nieuwjaar, met name op 27 december 2013 stuurt de advocaat-bewindvoerder de gerechtsdeurwaarder een dagvaarding ‘in uitdrijving’ aan Rudy J. en de huurster. Die laatste zet het meteen op een lopen en stopt de betaling van de huur zodat de schuld van moeder in het rusthuis opnieuw oploopt.
Zijn vonnis van dezelfde dag motiveert de vrederechter met de vaststelling dat moeder J. met haar zoon nooit een huurcontract ondertekende zodat “er derhalve
kan worden geconcludeerd dat hij het bezet zonder recht of titel”. Kortom: er uit !
De vrederechter noteert ook dat Rudy in het slechtste geval wat uitstel vraagt. Dat gebeurde op basis van een medisch attest van de geneesheer-specialist Nefrologie-Dialyse in verband met “behandeling door een thuisdialyse. De afbouw van die thuisbehandeling zou de dood van de patiënt betekenen”.
Uitstel dat hij ook krijgt: 5 dagen...
Na wat correspondentie stuurt de advocaat-bewindvoerder aan Rudy op 10 maart 2014 de gerechtsdeurwaarder met een ‘bevel tot ontruiming’ bovenop een rekening voor gerechtskosten à €499,98, om niet te zeggen €500.
Rudy tekent twee dagen daarna meteen hoger beroep aan tegen het vonnis van de vrederechter tot uitzetting. Dat hoger beroep kan echter volgens de procedurekalender pas gepleit worden op 10 oktober 2014...
Ondertussen nieuwe problemen door ambtshalve ingrijpen van de vrederechter....per fax.
Op 18 februari 2014 stuurt de vrederechter een fax naar het rusthuis van moeder J. : ”ik verneem dat de kinderen van deze mevrouw hun moeder absoluut terug naar haar woning willen brengen, niet uit liefde, maar om hun uitdrijving, bevolen bij vonnis, te vermijden. Op die manier brengen zij haar in levensgevaar en dient per kerende de politie op te treden om een vonnis te verlijden. Het is derhalve uitgesloten dat deze dame de instelling verlaat”.
Daags daarna protesteert de advocaat van Rudy tegen nu dat waardeoordeel “voorbij gaat aan bv. het gegeven dat mijn cliënt, samen met zijn broer nu reeds zeer lange tijd iedere dag de zorg opneemt voor zijn moeder. Inderdaad is het mijn cliënt die iedere avond naar zijn moeder gaat en aldaar te eten geeft. Tevens heeft mijn cliënt (die nierpatiënt is) met het enkele doel om de zorg voor zijn moeder te kunnen opnemen, een katheder laten plaatsen om zelf thuis zijn noodzakelijke nierdialyse te kunnen uitvoeren. Het zou eenvoudiger zijn om dit te laten doen in een kliniek doch cliënt heeft ervoor geopteerd om dit zelf te kunnen doen teneinde voor zijn moeder aanwezig te zijn. Cliënt had ook alle stappen ondernomen om zijn moeder ook thuis met de beste zorgen te kunnen omringen, waarbij ook dagelijkse thuisverzorging was besproken en vastgelegd. (Zij) is zelf vragende partij om naar huis te kunnen terugkeren, beslissing die m.i. nog steeds tot haar mogelijkheden behoort”.
Een week daarna, op 27 februari 2014 vindt in het rusthuis een vergadering plaats met de twee broers, de directie, de huisdokter, de sociale assistente, en het afdelingshoofd, waarbij in gezamenlijk overleg besloten wordt tot een “proefperiode van 10 dagen thuisverblijf”.
Die proefperiode moet echter uitgesteld worden omwille van een nieuwe nier -operatie van Rudy op 22 april – een operatie die dan tot overmaat van ramp moet uitgesteld worden tot 8 mei 2014. Hij zal daarna nog maanden moeten herstellen en zo moet in juli 2014 ook nog even gehospitaliseerd worden.
“Het medisch dossier is nog zwaarder dan het gerechtelijk dossier”, zucht Rudy J.
En daarna een strafklacht van de advocaat-bewindvoerder tegen de twee broers J. ...
Wat Rudy J. ondertussen niet weet: tegen de terugkeer van moeder J. naar huis wil ook een strafklacht van de advocaat-bewindvoerder al sinds 6 maart 2014 een stokje voor steken.
Dat vernemen de beide broers pas via een oproeping door de politie op 4 augustus. Pas op 19 augustus 2014 worden de twee broers J. verhoord over die strafklacht vanwege de advocaat-bewindvoerder, nl. “hun voornemen om hun moeder in een situatie te brengen die een gevaar zou kunnen inhouden voor haar fysieke en psychische integriteit”.
Beide broers bevestigen aan de politie dat “het steeds de bedoeling was dat het verblijf van moeder in het rusthuis enkel tijdelijk zou zijn, tot het moment dat Rudy opnieuw voor haar kon zorgen”.
Over zijn eigen medische toestand preciseert Rudy in het proces-verbaal: ”nu is mijn nierdialyse in een nieuwe fase terechtgekomen. Ik onderga nu peritoneale dialyse. Dat wil zeggen dat ik thuis de dialyse kan doen. Deze gebeurt ’s nachts terwijl ik slaap. Daardoor ben ik overdag vrij, waardoor ik terug de zorg over mijn moeder kan opnemen. Mijn broer Marc zou me daarvoor in de mate van het mogelijke bijstaan. Maar dit wordt dus gedwarsboomd door de gerechtelijke stappen van de advocaat-bewindvoerder van mijn moeder. Het was dus niet de bedoeling om mijn moeder in de woning te houden om zelf in de woning te kunnen blijven. De terugkeer van mijn moeder was van bij het begin al voorzien. (...) Het rusthuis zou ons de nodige steun verzorgen. Ik heb gisteren nog een telefonisch gesprek gehad met dokter (...) die nog steeds akkoord gaat met de terugkeer van mijn moeder. U mocht haar steeds contacteren om de nodige inlichtingen te verkrijgen (...)”.
De politie noteert ook zijn toelichting omtrent de woning:” dit staat niet zo geschreven maar eigenlijk is het huis deels van mij en mijn broer. Mijn vader is in 1973 gestorven. Ik was toen 21 jaar en mijn broer 17 jaar. Aangezien mijn broer minderjarig was kon hij geen eigendom hebben. Daarom heeft mijn moeder het huis op haar naam gezet. Maar ik heb twee derde van de lening op mij genomen en mijn moeder een derde. De effectieve betaling van het huis is door ons drie gebeurd, elk gelijk voor een derde. (...) We veronderstelden dat de woning uiteindelijk toch onze eigendom zou worden bij het overlijden van onze moeder. Maar we hadden dus geen rekening gehouden met een gedwongen verkoop door een bewindvoerder”.
Wanneer het parket deze klacht dan zonder gevolg klasseert, komt een nieuw offensief.
Daarna inderdaad nog een nieuwe ambtshalve ingreep van de vrederechter: het zesde vonnis.
Op 3 oktober 2014 beroept de vrederechter zich op de pas een maand daarvoor in werking getreden nieuwe wet van 17 maart 2013 om de bevoegdheid van de advocaat-bewindvoerder uit te breiden met de bevoegdheid om te beslissen over de keuze van de verblijfplaats. Die beschikking wordt genomen “overwegende dat de toestand dringend is, gezien sommige familieleden de beschermde persoon willen verplaatsen, ondanks haar gezondheidstoestand”.
Op basis van die beschikking van de vrederechter beslist de advocaat-bewindvoerder dat moeder J. in het rusthuis dient te blijven. Zijn brief van 6 oktober 2014 aan de broers J. is weliswaar door geen enkel medisch document ondersteund.
Vermits Rudy J. in die procedure door de vrederechter niet gehoord werd, moet hij zijn advocaat en een gerechtsdeurwaarder aanspreken om de (dure) procedure van ‘derdenverzet’ te voeren om zijn bezwaren tegen die uitspraak eerst nog te kunnen voorleggen aan ... dezelfde vrederechter.
Dat zal weeral niet van een leien dakje lopen.
Het zevende vonnis dat er maar half kwam.
Op 18 november 2014 beslist die vrederechter dat er over die nieuwe wetgeving “weinig of geen rechtspraak werd gepubliceerd”, zodat die procedure via een ‘conclusiekalender’ wordt uitgesteld. Noteer dat de betrokken vrederechter nochtans al sinds vele jaren aan advocaten royaal betaalde juridische seminaries geeft omtrent... jawel, u raadt het: bewindvoering.
Die vrederechter stelt de zaak dan voor behandeling niet minder dan 7 maanden uit, tot 16 juni 2015. Wanneer de betrokken ‘beschermde persoon’ dan 92 lentes zou tellen, betekent een uitstel van 7 maanden heel veel. Dat zal straks ook blijken.
Eindelijk wel licht in de tunnel van het hoger beroep.
Voor de rechtbank van eerste aanleg heeft de advocaat-bewindvoerder ondertussen op 9 mei 2014 13 pagina’s besluiten neergelegd tegen het hoger beroep van Rudy J. tegen het vonnis van de vrederechter tot uithuiszetting.
Die zaak wordt op 10 oktober 2014 gepleit en het vonnis volgt 6 november.
De rechtbank aanvaardt dat er omwille van de familieband en de jarenlange vertrouwensrelatie sprake is van een “mondelinge overeenkomst tussen Rudy en zijn moeder dat hij in haar huis mag blijven wonen in ruil om voor naar te zorgen”.
De rechtbank stelt ook vast dat Rudy “naar best vermogen reeds bijdraagt in de maandelijkse kosten van het rusthuis”.
Het besluit van de rechtbank is er eentje met klank: “Het is dus totaal ten onrechte dat de vrederechter oordeelde dat appellant het goed bezette zonder recht noch titel en dient te verlaten”.
Het vonnis van de vrederechter wordt dus te niet gedaan en de advocaat-bewindvoerder wordt veroordeeld tot alle procedurekosten.
Rudy mag bijgevolg verder in het huis van moeder blijven wonen. Zijn broer woont al lange jaren in een eigen woning in de buurt.
Ook de verkoop van de woning van moeder gaat dan niet door. Rudy zal de kosten van het rusthuis zelf afbetalen.
Terwijl Rudy bij zijn moeder in het rusthuis op bezoek is krijgt hij het verlossende telefoontje van de dienst niertransplantatie: hij moet zich onmiddellijk aanmelden. Op 22 november 2014 krijgt hij een nieuwe nier. Daarna volgen nog maandenlange problemen met afstotingsverschijnselen.
De advocaat-bewindvoerder houdt er mee op, en de vrederechter ook: het achtste vonnis.
De advocaat-bewindvoerder gooit er na het beroepsvonnis het bijltje bij neer en vraagt op 23 december 2014 zijn ontslag aan, wat het perspectief opent op een vervanging door een familiaal bewindvoerder, in de persoon van Rudy J. .
Zover komt het echter – in strijd met alle juridische logica - niet.
De vrederechter is iedereen met een – weeral – ambtshalve beschikking voor en stelt bij beschikking van 16 december 2014 gewoonweg ... een einde aan de gerechtelijke bescherming omdat “de bewindvoerder zich aldus in de onmogelijkheid bevindt de woning van de beschermde persoon te verkopen en aldus de schulden jegens het rust- en verzorgingstehuis te regelen en hij evenmin over de middelen beschikt om de levenskwaliteit van de beschermde persoon te verzekeren”.
In de traditie van het dossier – of het kanton – wordt de beschermde persoon door de vrederechter ook deze keer niet bezocht. Dat is dan de achtste keer dat over haar hoofd heen wordt beslist.
Bij de motivering sneert de vrederechter zelfs naar het vonnis van de rechtbank van eerst aanleg in hoger beroep. Over de ‘mondelinge overeenkomst’ tussen Rudy en zijn moeder schrijft hij “dat er zich echter geen objectieve gegevens bevinden in het administratief dossier der bewindvoering die zouden wijzen op een dergelijke overeenkomst, doch de Rechtbank heeft geoordeeld”.
Zo komt het er – volgens die vrederechter – op neer dat familiale samenhang van een leven lang van geen tel zouden zijn. Dat zowel het parket (bij het klasseren van de klacht van de bewindvoerder) als de rechtbank in hoger beroep er een totaal andere benadering op na houden, ook daar heeft de vrederechter blijkbaar geen boodschap aan. Hij gaat daarin zo ver als het gelijk weer aan zijn kant te halen door de omgekeerde consequentie van het vonnis te trekken.
Dat de advocaat-bewindvoerder de hem door de rechtbank van eerste aanleg opgelegde koerswijziging niet aanvaardt is niet onbegrijpelijk. Bewindvoering is immers een gerechtelijke opdracht die vrij aanvaard wordt en het gebeurt wel vaker dat een wissel van advocaat-bewindvoerder gemaakt wordt omdat het fundamenteel niet ‘klikt’.
Aan mama J. gunt de vrederechter echter geen andere bewindvoerder, zelfs geen andere advocaat-bewindvoerder. Zijn beslissing om de moeder van Rudy nu zonder gerechtelijke bescherming te laten kan je dan ook minstens eigengereid noemen.
De epiloog van 2015: het negende vonnis dat er niet kwam.
Inderdaad was mama J. er ondertussen niet jonger op geworden. Haar zelfredzaamheid was geslonken en bewindvoering was dan ook onbetwistbaar wel aan de orde.
Op 27 januari 2015 overlegt Rudy daarover met zijn advocaat. Er zit niets anders op dan nu opnieuw zelf een procedure te starten om zich eindelijk zelf als bewindvoerder aangesteld te zien.
Exact een maand later is dat niet meer nodig: moeder J. overlijdt plots, maar vredig.
Maar ook dat houdt het niet op: de tiende procedure.
Daarna zal Rudy J. bij het vredegerecht immers nog een nieuwe procedure moeten opstarten om inzage te krijgen in het dossier bewindvoering, en dit om de aangifte van nalatenschap van zijn moeder te kunnen uitvoeren.
Het zal in ditzelfde kanton dan een andere ‘afgevaardigd vrederechter’ zijn die zich daarover buigt en die inzage op 22 juni 2015 dan toch toestaat.
Kopie van het dossier zal Rudy niet mogen nemen. Hij mag onder toezicht van een griffier rechtstaande het dossier inkijken tot hij wijst op het ‘pak’ dat hij tijdens zijn revalidatie meedraagt: het katheder dat uit zijn buikvlies stulpt.. Pas dan krijgt hij van een ander, behulpzamer personeelslid een tafel en een stoel om verder te lezen.
Het kostenplaatje.
Het is goed dat Rudy er bij is gaan zitten in de griffie. Hij valt net niet van zijn stoel.
Hij zal er immers ontdekken dat de bewindvoering in die twee jaar niet minder dan €5.363 gekost zal hebben. Om en bij de €600 kostte de niet doorgegane verkoop van de woning bij de notaris. Net geen €500 ontving de gerechtsdeurwaarder van de advocaat-bewindvoerder voor de pogingen tot uitzetting van Rudy. Bovenop 3% op de inkomsten van moeder J. rekende de advocaat-bewindvoerder voor ‘buitengewone prestaties’ nog een extra à €2.500 aan.
Een ‘buitengewone zaak’ blijkt het inderdaad wel. De kostprijs van de hele procedure benadert het bedrag van de destijds onbetaalde facturen die de hele mallemolen in gang zette.
Maar misschien is het merkwaardigste aan dit moeilijke verhaal echter nog wel dit: bij leven werd over mama J. door drie verschillende vrederechters in het zelfde kanton acht keer geoordeeld.
Geen enkele keer heeft één vrederechter haar bij die gelegenheid gezien, laat staan gehoord.
Moeder J. was echter niet de afwezige: dat was eerder justitie zelf.
Slotwoord #justitiefluisteraar.
Rudy J. heeft nu beslist verdere stappen te zetten op een nieuwe, misschien lange weg. Niet om veroordelingen te verkrijgen, maar opdat uit het drama van zijn familie lering zou getrokken worden. Hij wil niet dat dit later hemzelf of zijn broer – of eender wie anders – nog overkomt.
Vrederechters, griffiers, familiale bewindvoerders en advocaten: allen zijn ze medewerkers van het gerecht, maar vooral mensen die zich inzetten voor een kwetsbare medemens.
In heel veel gevallen gebeurt dat met overtuiging, empathie, zorg en liefde.
Justitie spreekt hier niet alleen recht. Justitie zorgt: “justice that cares”. Was het maar altijd zo.
Dat verklaart dat de zorgsector in deze bijzondere wetgeving als een volwaardige partner van justitie moet aanvaard worden, net zoals dit het geval was bij de voorbereiding van de nieuwe wet. Die multidisciplinaire benadering zal de kwetsbare mens, zijn familie en omgeving respecteren en justitie verrijken.
Morgen, op Drie Koningen, leest u daarover hier een bijzondere brief.
En kijk ondertussen naar mijn interview vandaag op ActuaTV
of ga naar mijn pagina ‘Bewindvoering’ (link hier).
1 Bewindvoering: 8 keer fout
5 januari 2016
“Het is dus totaal ten onrechte dat de vrederechter oordeelde dat appellant het goed bezette zonder recht noch titel en dient te verlaten”.
Rechtbank van eerste aanleg Brussel, zetelende in graad van hoger beroep, 06 11 2014.