Questioning Justice
Questioning Justice
2016-17
Op deze blogpagina vindt u het tweede hoofdstuk van m’n openingscollege politicologie in de faculteit rechten van 15 2 2017 op uitnodiging van professor Carl Devos en enkele van de slides.
Over de ‘alternatieve invordering’ - die hier aan bod komt - leest u verder uitvoerig in m’n boek ‘De kracht van rechtvaardigheid’ o.a. p. 30 - 31 & 204 - 222, en m’n duiding in de recente reportage van Kaja Verbeke op Apache en Knack.
Het kleine verschil maken in justitie: mijn experiment in het hart van West-Vlaanderen.
Welkom in het mooiste gerechtsgebouw van België: het vredegerecht van Roeselare. Een ‘justitiehuis’ zonder één trap, één drempel van straat tot zittingszaal. Een ‘huis van steen en wolken’: doorheen het glazen ‘cabrio-dak’ zie je de wolken en de wiegende boomtop en opzij de prachtige ‘Ronde Kom’.
Dit is een huis waar je welkom bent, geen bastion van de macht.
Toen ook in Roeselare in oktober 1996 een ‘Witte Mars’ gehouden werd stapte de stoet spontaan door naar het gebouw waarvan ze de strenge, hoge betonnen façade met justitie associeerde. Enkele momenten lang werden slogans met de boze vuist omhoog gescandeerd... voor het gebouw van de Directe Belastingen, net naast het vredegerecht. Daarna kwamen vertegenwoordigers van de betogers op hun stappen terug voor een goed gesprek met me.
In 2010, lang voor Hendrik Vuye de politiek instapte, schreef hij over het Roeselaarse experiment. In zijn bij Intersentia uitgegeven rede voor het Vlaams Pleitgenootschap vernoemt hij die aanpak: “In een sociale democratie dient recht gesproken te worden door maatschappelijk betrokken rechters die interactief in debat gaan met partijen. Dit is echt geen utopie. Sommige vredegerechten hebben een verhouding van 2 minnelijke schikkingen tegenover 1 vonnis. Dit is recht op mensenmaat”.
Dit is het ‘horizontaal’ model voor justitie, oog in oog met de burger, een overlegmodel in plaats van een conflictmodel, gebaseerd op dialoog in plaats van autoritair denken.
Het is ook een justitiëel zorgmodel in de lijn van de ‘Ethics of Care’ van Virginia Held en wijlen UGent professor Koen Raes.
Dit betekent ook daadwerkelijk ‘herstelrecht’. Voor alle menselijke en zakelijke conflicten, vertrouwensbreuken en trauma’s waarop justitie een antwoord moet bieden geldt de titel van dit minder bekende werk van onze grote schrijver Erwin Mortier: ‘Wat voorbij is, begint pas’. Erwin Mortier schrijft er begeesterend over een vervoeging die onze grammatica niet kent, maar justitie moet toepassen: ‘de vervoeging van de onbegonnen mogelijke tijd’.
Justitie is de laatste kans om tussen mensen opnieuw mogelijk te maken wat anderen ontmoedigd als onbegonnen werk lieten liggen. Justitie moet mensen meer bij elkaar brengen, en zo niet verzoenen, hen helpen omgaan met wat fout liep.
* * *
De meest onderschatte artikels van het Gerechtelijk Wetboek zijn wellicht artikel 731-734. ‘Minnelijke schikking’ staat nochtans als eerste ‘hoofdstuk’ net onder de cruciale titel ‘Behandeling en berechting van de vordering’.
Het gaat om de mogelijkheid partijen in een dispuut vrijwillig voor de rechter te laten komen zonder enige gerechtskost, zonder tussenkomst van een gerechtsdeurwaarder op zelfs mondeling verzoek van een van hen. De rechter bemiddelt en van ene eventueel akkoord wordt een ‘proces-verbaal’ opgemaakt dat uitvoerbare kracht heeft van een vonnis in laatste aanleg.
Snelheid, proces-economie en behoud van het respect tussen partijen zijn de meest voor de hand liggende voordelen van die ‘alternatieve invordering’.
Die aanpak boeide me van in het begin, maar ik ‘promootte’ de methode maar actief vanaf 1995, geef ik toe. In mijn boek ‘De kracht van rechtvaardigheid’ beschrijf ik hoe ik ‘wakker’ gemaakt werd door de wanhoop van de mensen die voor me kwamen. Toen justitie op 13 augustus 1996 ‘ontplofte’ met de aanhouding van Dutroux had ik al een kleine 1.000 aanvragen (op jaarbasis) voor minnelijke schikking in plaats van het modale gemiddelde voor een vredegerecht van 300.
Die exponentiële stijging (zie de blauwe lijn op de grafiek) over enkele jaren heen lijkt wel symbolisch voor de koortsachtige temperatuurstijging van de discussie over justitie zelf in de media en de aandacht van de politiek voor justitie.
De aanmoediging voor een ‘andere en betere justitie’ die de energie van de verontwaardiging vanaf 1996 leverde is de verklaring van het jaarlijks verdubbelen van die ‘aanpak buiten procedure. In 1998 overschreden we de 2.000 aanvragen en in het jaar 2000 de 3.000. Vanaf het jaar 2005 schommelde het aantal aanvragen voor regeling via minnelijke schikking rond de 5.000 per jaar.
Die alternatieve aanpak is niet zomaar een idealistische inzet, maar ook een verhaal van efficiëntie en resultaat.
Dank zij de inzet van het griffiepersoneel en het vrijwillig bijklussen van mijn schitterende hoofdgriffier als ‘statisticus’ kan ik nu ‘de wet van één derde’ wel niet verklaren, maar toch bewijzen. Minstens één zaak op drie kan je door die alternatieve aanpak oplossen zonder kosten.
In huurzaken bleef dat slaagpercentage ook (allen waren er minder aanvragen voor) nadat de wetgever op 18 juni 2008 de toenmalige verplichting van voorafgaandelijke minnelijke schikking afschafte. Die afschaffing getuigde van rampzalige timing, net voor het faillissement van Lehmann Brothers dat tot de bankencrisis zou leiden. De invorderingsindustrie werd duurder en zwengelde de armoedspiraal verder aan.
‘De slechte betaler bestaat niet’ liet op 8 december 2009 in Humo noteren. Hoe dieper mensen in de put zitten, hoe beter ze aan die alternatieve invordering zonder kosten meewerken. Bij invordering van onbetaalde schoolfacturen haalden we zittingen met een slaagpercentage (factuur betaald, of afbetaling overeengekomen bij proces-verbaal van minnelijke schikking) tot 49 %.
In mijn boek ‘De kracht van rechtvaardigheid’ stel ik voor de voorafgaandelijke oproeping in minnelijke schikking opnieuw verplicht te maken en niet alleen voor huurzaken, maar voor alle ‘small claims’ zoals de invordering van medische kosten, nutsvoorzieningen en schoolfacturen (waarvoor ik ‘themazittingen’ hield op afspraak in ‘golven’, om het uur, soms een hele dag lang).
Niet toevallig kopte op 6 november 2009 mijn allereerste ‘opinie’ in De Morgen: ‘Invorderingsindustrie: booming business’. Een cruciale vaststelling eruit: “voor small claims is de kostprijs van de invordering per dossier nog nooit zo onevenredig hoog geweest niettegenstaande de informatica er eigenlijk kinderspel met weinig personeelsinzet van gemaakt heeft”.
Net daarom zou het de logica zelf zijn om de rechtsplegingsvergoedingen die aan advocaten toekomen meer te differentiëren.
Voor minder gerechtskosten bij diezelfde kleine standaardinvorderingen (nutsvoorzieningen, medische kosten, schoolfacturen en GAS-boetes) is zelfs geen wetswijziging nodig.
Het volstaat dat de minister van justitie in het KB van 26 10 2007 daarvoor ‘schalen’ voor een ‘mini-rechtsplegingsvergoeding’ invoert.
* * *
De vraag is uiteindelijk waarom politici daar geen werk van maken: de graaicultuur binnen een bepaald soort politiek sijpelt immers door tot in justitie.
De invorderingsindustrie is namelijk goed ingekapseld in grote bedrijven (vooral nutsvoorzieningen) waar ook (ex-) politici meebesturen en binnen de eigen kennissenkring advocaten aanstellen voor systematische gerechtelijk invordering. De vraag naar nepotisme mag ook wel eens op dàt niveau gesteld worden.
Het is overigens méér dan een vraag over wie als advocaat voor die bedrijven optreedt, maar of daarbij een invorderingsmethode gehanteerd wordt die efficiëntie met humaniteit verzoent: het kàn anders, er is een alternatief waarvan ik straks de ‘opbrengst’ bewijs.
Politici die binnen die bedrijven zouden moeten toezien op o.a. ‘ethisch beleggen’ moeten ook toezien op ‘ethisch invorderen’ en daarvoor draaiboeken schrijven en bindende protocollen afspreken met wie zij in de ketting van de invordering werken.
* * *
Die inzet op minnelijke schikkingen buiten procedure om is geen idealistisch gedoe maar (ook) pragmatische efficiëntie met een onschatbare meerwaarde aan vermeden kosten, behouden humaan respect en efficiënte armoedebestrijding.
In mijn laatste volledig kalenderjaar (2010) als vrederechter raakten op 5.394 aanvragen, 1.744 dossiers buiten procedure om geregeld (32%).
Aan een gemiddelde kostprijs in een klassieke gerechtelijke invordering (voor een factuur van €200 schat ik die kostprijs op €406 voor een procedure met vrijwillige betaling, dus zonder betekeningskosten of beslag door de gerechtsdeurwaarder) betekent dat een besparing van bijna €710.000 per jaar.
Zelfs als ik daar maar 66% van zou berekenen, betekent dat nog altijd een besparing van bijna €40.000... per maand – ongeveer het 10-voud van de wedde van een vrederechter.
* * *
Op p. 220 – 222 van mijn boek bewijs ik ook met concrete cijfers hoe op die manier justitie aan de samenleving niets kost, en integendeel een ‘sociaal terugverdieneffect’ genereert: de armoedespiraal die justitie zelf aanzwengelt in de klassieke invordering verdwijnt.
* * *
Strikt theoretisch slaagde ik er zelfs in mezelf overbodig te maken: in 2010 heeft die alternatieve aanpak méér procedures doen vermijden (nl. 1.744) dan ik in 1987 (mijn eerste werkjaar) aan vonnissen uitsprak (nl. 1.737).
* * *
Die humane én efficiënte justitie kreeg echter tot mijn teleurstelling geen navolging. Tussen 2005 en 2014 daalde het aantal aanvragen voor ‘minnelijke schikking’ met de helft: over heel België van bijna 130.000 tot 65.000.
Logischerwijze was er een omgekeerde tendens in de klassieke procedures: van 258.000 in 2005 tot 368.000 in 2011, waarna zich een daling inzette. Ook schuldeisers haken af en trekken het verlies liever fiscaal af dan nog een dure recuperatiepoging te riskeren. Vanaf 2014 verdween bij de vrederechters ook heel het familiaal contentieux en ook alle invorderingen tegen handelaars, zodat de cijfers niet echt meer vergelijkbaar zijn.
* * *
Opmerkelijk is echter het verschil in aanpak tussen twee vrij gelijkwaardige gerechtelijke arrondissementen arrondissementen: Luik en Antwerpen.
In 2005 zette Luik drie keer meer in op minnelijke schikkingen dan Antwerpen (resp. 22.783 en 7.787 aanvragen).
Over de periode 2005 – 2013 bleef dat aantal in Luik vrij stabiel, terwijl het in Antwerpen naar beneden donderde met -67%: dat leverde in 2013 in Luik nog bijna 20.000 aanvragen tot regeling buiten procedure op, en in Antwerpen nog geen 2.600, dus meer dan 7 maal minder dan in Luik.
* * *
Het ‘tweestromenland’ wordt hier dus op een andere manier gedemonstreerd. Het lijkt er wel op dat we van elkaars rechtscultuur wat kunnen leren.
De Rambo-aanpak van klassieke, dure procedures weerspiegelen een conflictmodel.
Het – inderdaad gratis – alternatief van de vrederechterlijke verzoening is het overlegmodel met een meer respectvolle aanpak: ‘justice sous l’arbre’.
Met welk van beide modellen biedt justitie minder teleurstelling en risico, en meer vertrouwen ? Het antwoord zag ik iedere keer wanneer mensen in zo’n zitting weggingen, vaak een hand gaven, glimlachten en ‘dank u’ zegden. Waarop ik toen telkens antwoordde ‘dank u om gekomen te zijn’.
Maar voor de politicologie lijkt de vaststelling meteen ook: rechtspraak reflecteert meer dan we denken hoe een bevolking zelf omgaat met conflicten.
Zelfs in zoverre dat een spiraal van conflicualisering ook door justitie aangemoedigd wordt. Als er polarising groeit, besmet die zelfs de vrederechtelijke aanpak die Voltaire zo roemde vanuit de praktijk die hij in Leiden waarnam: die van de ‘faiseurs de paix’ die in 1792 de Franse – en onze – ‘juges de paix’ zouden worden.
De vraag is in welke mate justitie in de andere richting weerwerk kan bieden.
In het slotwoord van ‘Het beleid van de rechter’ schreef professor Walter Van Gerven dat rechters “de eigen voorstellingen en prioriteiten niet als onverbiddellijke maatstaf (mogen) hanteren” (p. 162). Dat geldt ook voor de maatschappelijke maatstaf die magistraten als burger in de (lokale) samenleving stil maar wel degelijk ‘persoonlijk’ mee ingelepeld krijgen.
Tegelijk verdedigt Van Gerven immers dat rechters een beleid mogen voeren “door een waarde, die mogelijks een minderheidswaarde is, boven een andere waarde te verkiezen” (p. 152).
Het idee dat (ook) justitie als ‘federale overheidsdienst’ – dus een dienst – ‘verbindend’ moet werken en niet re-conflictualiserend en extra-polariserend, lijkt me dan ook een waardevolle, tegendraadse tip te zijn voor die meer humane aanpak.
(IN EEN VOLGENDE BLOG MEER)
Lees ondertussen mijn dossiers over:
- Verzoening.
- de full text van mijn opinie over de Afkoopwet in het ‘Eerste Woord’ in De Gids, het opinietijdschrift van het ACW (Beweging.net) (full text via de link hier).
-m’n justitie-overzicht 2016 hier via Knack.be.
openingscollege carl devos (2)
20 februari 2017
“Dit is het ‘horizontaal’ model voor justitie, oog in oog met de burger, een overlegmodel in plaats van een conflictmodel, gebaseerd op dialoog in plaats van autoritair denken.
Het is ook een justitiëel zorgmodel.”
M’n op 30 november 2016 bij
Uitgeverij EPO verschenen boek
‘De kracht van rechtvaardigheid’
is in alle boekhandels te verkrijgen
Voor de eerste commentaren
Voor de reactie van de Leuvense
professoren als respondent bij de
boekvoorstelling van 13 12 2016, klik