Questioning Justice
Questioning Justice
2016-17
Op deze blogpagina vindt u het zesde hoofdstuk van m’n openingscollege politicologie in de faculteit rechten op 15 2 2017 op uitnodiging van professor Carl Devos en enkele van de slides: wat met kritiek op (en vanwege) rechters in een rechtstaat ?
Iedere generatie denkt dat de problemen van zijn tijd uniek zijn. De geschiedenis leert ons dat dezelfde uitdagingen zich herhalen.
In de vroege ochtend van 15 oktober 1984 stond ik voor het rokende puin van het mij toen goed bekende Liberaal Studiecentum in de Brusselse Napelsstraat: het eerste ‘politieke’ doelwit van de CCC.
Ik landde op Zaventem midden de nacht van 21 op 22 maart 2016. Wie denkt dat ik terreur onderschat, vergist zich deerlijk.
De daders achter de terreur (ik zeg opzettelijk niet ‘overvallen’) van de Bende van Nijvel uit de ‘loden jaren’ (‘les années de plomb’) kennen we echter nog altijd niet.
Ook onze tijd vergt kalmte en sereniteit.
* * *
Het luguber façadeschilderij dat recent in Brussel opdoemde herinnert in deze tijd van angst en chaos aan het Hollandse rampjaar 1672 waarin de gebroeders Dewit werden gelyncht door een uitzinnige menigte. Ik citeer “hun lichamen werden opengereten. Tenen, vingers, duimen, oren, neuzen, lippen, tongen en handen werden afgesneden. De ingewanden werden uit de lichamen gehaald en door de omstanders opgegeten of aan honden te eten gegeven”. Jarenlang werden hun uitgesneden harten in potten met terpentijnolie ten toon gesteld.
Ze werden in die paniekerige oorlogstijd verdacht van hoogverraad, maar onschuldige republikeinen die zich kantten tegen de politieke ambities van Willem III. Toen werd geschreven: “het volk was redeloos, de regering was radeloos, het land was reddeloos”. Het lijken wel woorden voor nu, waarin de rechterlijke macht de schietschijf wordt van verbaal politiek geweld.
* * *
De Mercuriale van 13 januari 2017 van Bertrand Louvel, de voorzitter van het Franse Hof van Cassatie kan ook aan onze Belgische derde macht inspiratie bieden voor een minder defensieve houding tegenover hitsige kritiek van politici, media en publiek (lees daarover Michel Deléan, ‘peut-on critiquer les magistrats ? - link hier naar Mediapart 13 01 2017).
Cassatievoorzitter Bertrand Louvel nam een keihard standpunt voor justitie zelf in.
Eerder dan zich op een onafhankelijkheid in de zin van onaantastbaarheid te beroepen, nam hij de positie in dat de derde macht rekenschap dient af te leggen tegenover het volk. In die éne zin komt drie keer ‘le peuple’ voor: “Ils rendent la justice au nom du peuple français, et ils doivent des comptes au peuple français du mandat qu’ils reçoivent de la Constitution que s’est donnée le peuple français”.
Art. 454 van het Frans wetboek van burgerlijke rechtspleging voorziet inderdaad dat een vonnis wordt uitgesproken in naam van het Franse volk. Ons vergelijkbaar artikel 779 Ger. W. voorziet dat niet.
Onze Grondwet voorzit enkel dat vonnissen ‘in naam des Konings worden ten uitvoer gelegd’ – dus in de naam van de uitvoerende macht, en dat ‘alle machten uitgaan van de Natie’ (resp. art 40 en 33 GW).
Dat maakt het dan ook zo bizar dat tegen de uitvoerende macht zelfs dwangsommen moeten ingezet worden – al kan het voor een Vlaams-nationalist grappig zijn zich te verzetten tegen dwangsommen die in naam van de Koning ten uitvoer gelegd worden.
De Belgische magistratuur kan echter op een andere basis haar tanden tonen. De Deontologische Gids, een door de HRJ aanbevolen leidraad, voorziet dat de ‘plicht van terughoudendheid’ van magistraten verdwijnt wanneer de democratie en de fundamentele vrijheden in het gedrang komen.
Die Gids is een beetje voorzichtig en zelfs overbodig, indien al niet gevaarlijk, schreef ik al samen met drs. Bart Nelissen (Knack 25 08 2012).
Dat – mijn inziens immers evidente - recht van rechterlijk protest zouden we in een recht-staat beter lezen als een plicht – op straffe waarvan de derde macht schuldig verzuim zou plegen.
* * *
Maar die plicht van protest heeft als mooie medaille ook een andere kant, een noodzakelijke preventieve ‘wederhelft’ om de kritieke alarmfase van protest te voorkomen.
Vooreerst heeft de magistratuur maar spreekrecht als ze zelf transparantie biedt: in mijn bij Uitgeverij EPO verschenen boek ‘De kracht van rechtvaardigheid’ (p. 120 ev.) stel ik naar Nederlands en Frans voorbeeld voor dat alle magistraten hun lidmaatschappen, bijverdiensten en (ook onbezoldigde) nevenactiviteiten zouden melden in een publiek register.
Dat zou niet alleen zicht geven op relaties tussen magistraten en belangrijke netwerken die niet geheim moeten blijven (de Loge, Opus Dei, politieke partijen, service clubs...) maar ook aantonen over hoeveel ‘full time magistraten’ justitie echt beschikt.
Dat laatste is geen academische vraag in tijden dat bijklussende magistraten bv. een handtekening vergeten op een aanhoudingsmandaat voor een van moord verdachte volksvertegenwoordiger.
Het is dan té eenvoudig om te antwoorden dat het “de schuld van Geens” is en dat justitie geld te kort zou komen: heel wat magistraten kreunen onder het ambt terwijl collega’s voltijds betaald worden voor een half time.
Daarnaast moet de magistratuur een daadwerkelijke ‘interne democratie’ organiseren en dus discussie en dissidentie toelaten, en op die manier ook zelfkritiek.
Het is haar plicht om binnen de eigen rangen klokkenluiders te aanvaarden voor zaken die fout lopen.
Bij uitstek is het de plicht van de magistratuur om de eigen klokkenluiders en dissidenten te beschermen in plaats van te verbannen, monddood te maken of – figuurlijk - te onthoofden. Klokkenluiders krijgen ondertussen bijna overal een statuut – behalve binnen justitie zelf.
In haar eigen belang zou de rechterlijke macht moeten aandringen op een hervorming van het voorrecht van rechtsmacht, waardoor een onderzoek waarin magistraten zelf betrokken zijn, niet op het hogere echelon gebeurt, maar op een vérder echelon: de Franse methode van ‘délocalisation’.
De HRJ heeft terecht de krampachtige kunstgrepen bekritiseerd waarmee het tweede onderzoek naar de vermeende valsheid in geschrifte in het onderzoek naar de dood van Jonathan Jacob dan toch in Antwerpen bleef.
Het is een goede zaak dat in Kazachgate het onderzoek nu eindelijk van Brussel naar Mons zou verhuizen.
* * *
Enkel wanneer de magistratuur streng is op zichzelf, mag ze activistisch zijn.
Maar net door veeleisend op zichzelf te zijn, zal ze activistisch worden.
De rechter van Watergate, John Sirica was zelfs fier op die titel van ‘activist judge’ die hij aannam bij een doctoraat honoris causa aan de staatsuniversiteit van New York.
* * *
De Franse procureur Oswald Baudot riep in 1974 zelfs tot een radicaler activisme op: dat justitie de balans zou laten overhellen, faible pour les faibles, forte pour les forts.
De balans weegt nu eenmaal niet even zwaar aan beide kanten.
* * *
De dubbele oproep van Stéphane Hessel geldt ook voor justitie. Ook justitie heeft meer dan een recht tot verontwaardiging, en een plicht tot verontwaardiging, vooral ook een plicht tot engagement.
Justitie kan – in de woorden van Simone Weil – “nooit lang in het kamp van de overwinnaar gedijen”: een rechtvaardige justitie beschermt uiteindelijk altijd de kwetsbare, de zwakkere, de minderheid tegen de dictatuur van de meerderheid.
Het waren ‘activistische rechters’ die inderdaad vooruitliepen op de ‘letter van de wet’ inzake consumentenbescherming, procesvoering probeerden om te buigen van oorlogvoeren tot dialoog, en België behoed hebben voor veel veroordelingen door het Europees Hof voor de Mensenrechten en het Europees Hof van Justitie.
Christian Denoyelle, de nieuwe voorzitter van de HRJ pleitte in een nieuwjaarstoespraak voor de Orde van Vlaamse Balies op 30 01 2017 opmerkelijk voor “een geëngageerde en onafhankelijke magistratuur”.
De letter van de wet biedt al lang niet alle oplossingen omdat wetgeving door de politiek net altijd achterop hinkt. In die zin zijn rechters voor de politiek inspirerende voorlopers, en niet copy-pastende achterlopers.
“De wetgevende macht verplaatst zich nolens volens naar de rechter” luidde in 1975 al het besluit van professor Walter Van Gerven in ‘Het beleid van de rechter”.
* * *
We leven in tijden waarin principes geridiculiseerd worden wegens niet praktisch, niet veilig, te duur, kortom niet haalbaar.
Nochtans waarschuwde Montesquieu net daarvoor: “La corruption de chaque gouvernement commence presque toujours par celle des principes”.
(IN EEN VOLGENDE BLOG MEER)
Lees ondertussen m’n justitie-overzicht 2016 hier via Knack.be.
openingscollege carl devos (8)
28 februari 2017
“De dubbele oproep van Stéphane Hessel geldt ook voor justitie. Ook justitie heeft meer dan een recht tot verontwaardiging, en een plicht tot verontwaardiging, vooral ook een plicht tot engagement”.
M’n op 30 november 2016 bij
Uitgeverij EPO verschenen boek
‘De kracht van rechtvaardigheid’
is in alle boekhandels te verkrijgen
Voor de eerste commentaren
Voor de reactie van de Leuvense
professoren als respondent bij de
boekvoorstelling van 13 12 2016, klik