QUESTIONING JUSTICE
QUESTIONING JUSTICE
2020/21
De bewindvoering die niet had mogen zijn: de verkwiste procedure.
Dit is het verhaal van Kevin (niet zijn echte naam, want geanonimiseerd), en wat het ook de wetgever kan leren. Het is het verhaal van één jaar – een jaar te veel.
Ik aarzel om het zo neer te schrijven, maar over bewindvoering zijn er (te veel) van die verhalen die ‘komen als geroepen’, die proefondervindelijk bewijzen wat verkeerd loopt.
Soms neemt het bijna hilarische proporties aan – al is er niets om mee te lachen.
Dat is zo wanneer vrederechters en rechters in hoger beroep de wet verkeerd toepassen, advocaten dat niet (willen?) zien en als – tot overmaat van ramp - de wetgever hen naderhand ongewild en onbewust gelijk heeft door zich op zijn beurt te vergissen.
Het verhaal van Kevin is een combinatie van rechterlijke en wetgevende Kafka.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Eerst nog dit snel tussendoor: vandaag leest u in het weekblad Dag Allemaal het tweede deel in de reeks #fightforjustice van Tom De Cock over bewindvoering. Daarin reageert vrederechter Annemie Robijns (Jette, bekend uit de TV-reeks ‘De Rechtbank’, Twitter @annemierobijns1 ) deels terecht: “Rechters moeten hun vonnissen schriftelijk motiveren. Mondeling mogen ze die in de pers of elders niet toelichten. Mondeling mogen ze die in de pers of elders niet toelichten, interpreteren of verdedigen. Rechters mogen ook geen commentaar geven op beslissingen van hun collega’s”.
Iedere rechter is inderdaad via zijn eigen grondwettelijke motiveringsplicht, zijn eigen persmagistraat: hij stuurt zijn gemotiveerde beslissing de deur uit en de wereld in naar de betrokken recht-zoekenden. Uiteraard kan een rechter zijn eigen tekortkomingen in die tekst niet herstellen door een perscommuniqué of een artikel !
Het is evident uitsluitend op basis van die motivering van het vonnis dat partijen vervolgens in beroep kunnen gaan. Het is natuurlijk enkel op basis van die tekst dat persmagistraten verdere duiding geven. Het is vanzelfsprekend ook exclusief die tekst die de rechter bindt en die tekst die vervolgens ook in professionele tijdschriften, blogs en en media geduid en/of bekritiseerd wordt door vakjuristen, en die zijn vaak collega’s of ex-collega’s – zoals uw #justitiewatcher.
Redacties van bepaalde tijdschriften zijn daar weliswaar niet altijd even neutraal in. Een kritische kijk op justitie wordt in magistratenmiddens – en in het bijzonder bij sommige vrederechters – niet gewaardeerd, en allerminst als het in de ban gedane “nestbevuilers” betreft.
“Mijn woorden naast die van Jan Nolf ? Dat wil ik niet.” – hoorden (ook) de journalisten van Dag Allemaal meer dan eens (en schrijven ze vandaag in het tijdschrift).
Soms is het wel omgekeerd: ooit mocht de ondertussen afgezette Oostendse vrederechter een ‘goedkeurende noot’ schrijven onder de bevestiging in hoger beroep van zijn eigen vonnis. De redactie verving zijn naam onder die ‘eigen lof’ dan maar zedig door initialen.
Dat ondertussen meer dan één vrederechter met problematische rechtspraak uitgerekend voor advocaten verplichte opleidingen in bewindvoering geeft, mag dan ook niet verwonderen. Net zoals de talloze ‘plaatsvervangende vrederechters’ die mee dat soort opleidingen verzorgen, maar volgens GRECO (Raad van Europa) en nu al drie keer na lobbying afgevoerde wetsontwerpen niet eens mogen aangesteld worden in het eigen kanton – waar ze nochtans de bewindvoeringsindustrie beoefenen.
Soit, terug naar Kevin, op basis van de ‘motivering’ van de tekst van de rechterlijke uitspraken die ik hierna onder de loep neem.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Kevin bevindt zich in een vrij unieke situatie. Hij verstandig en mondig, en wellicht daardoor een van de weinigen die het keurslijf van bewindvoering al na een vrij korte tijd (een jaar) van zich af heeft kunnen schudden.
Die periode van mei 2018 tot mei 2019 heeft echter mentaal sporen nagelaten. Hij is vreselijk boos en beraadt zich nog altijd over de stappen die hij kan zetten om het hem aangedane onrecht recht te trekken.
Voor één keer doe ik – welbewust - zijn verhaal van achter naar voor, van het einde naar het begin, van stap 6 naar stap 1, met 3 bedenkingen tussendoor, en een dubbele epiloog, vooral voor de wetgever.
Wat immers lijkt op een ongebruikelijke ‘happy end’ legt een oorspronkelijke rechterlijke fout bloot in de toepassing anno 2018 van de wet bewindvoering, en vervolgens een politieke vergissing in de wijziging daarvan ten gevolge van de wet van 21 december 2018 (met ingang van maart 2019).
U mag deze blog natuurlijk ook achterste voor lezen, dus van het einde hierna (stap 1) tot de laatste stap, stap 6. Dat hangt helemaal van u af.
U bent vrij die drie vonnissen en bijhorende documenten te lezen in de volgorde die u kiest. In bewindvoering is die vrijheid er niet.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Het menu, van achter naar voor.
Stap 6, de laatste stap. Het einde van Kevin’s jaar in bewindvoering: een merkwaardige ‘medische verklaring’ (april 2019)
Bedenking (1) over de geneeskundige verklaring bij een vraag tot beëindiging van bewind
Stap 5 De merkwaardige beschikking van de vrederechter tot beëindiging (mei 2019)
Bedenking (2) bij de rol van de bewindvoerder in een procedure tot opheffing van zijn bewindvoering.
Stap 4 De gedeeltelijke bevestiging van de bewindvoering door de familierechtbank in hoger beroep (december 2018)
Stap 3 De start van de bewindvoering: weer een merkwaardige ‘medische verklaring’ (april 2018)
Stap 2 De start van de bewindvoering: een zeer merkwaardig verzoekschrift (april 2018)
Stap 1 De start van de bewindvoering: een foute beschikking van de vrederechter (mei 2018)
Bedenking (3) het kostenplaatje van een jaar bewindvoering
Epiloog (1) Waarom zou dergeljke beschikking nu sinds maart 2019 niet fout (meer) zijn: de fout van de wetgever in 2018
Epiloog (2) Waarom de wet voor bewindvoering van ‘verkwisters’ gerepareerd moet worden
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Stap 6, de laatste stap. Het einde van Kevin’s jaar in bewindvoering: een merkwaardige ‘medische verklaring’ (april 2019)
In mei 2019 legt Kevin via zijn advocaat een verzoekschrift neer bij de vrederechter om de bewindvoering voor zijn goederen – een jaar eerder bevolen – te beëindigen.
De in houterig Nederlands geschreven motivering luidt – voorzichtigheidshalve – enkel dat “hij zichzelf terug in staat acht de goederen te beheren”. Het is duidelijk niet de bedoeling van de advocaat van Kevin om nog eens terug te komen op de hardnekkige tegenstand van Kevin die al een heel jaar aanhoudt tegen zijn ongewilde bewindvoering.
Het verzoekschrift van Kevin wordt begeleid door een extreem summier medisch attest (zie hierna daarover bedenking 1) van zijn behandelend psychiater die eveneens bevestigt dat “mijns inziens (Kevin) vanaf heden in staat is om zijn goederen te beheren”.
De medische verklaring voor Kevin was nipt tijdig: het verzoekschrift werd neergelegd de 15de dag na de datering van het attest. Op dat punt was het formeel in orde.
Het probleem met dat ‘medisch attest’ is dat het er geen is, minstens is dit attest irrelevant en naast de kwestie. Zoals blijkbaar tot in den treure aan de medische wereld moet herhaald worden dient de medische verklaring geen juridisch oordeel te bevatten (want dat komt aan de vrederechter toe) maar medische gegevens.
Zoals ik in mijn handboek schreef: “Het al dan niet bestaan van de mogelijkheid voor de ‘zieke’ om zijn goederen te beheren is een juridische conclusie die aan de rechter toekomt en niet aan de geneesheer: een verklaring die zich daartoe beperkt is geen geneeskundige verklaring. Binnen de rol van de ‘estafettebeoordeling’ dient iedereen binnen zijn rol te blijven: ‘een verklaring die een waardeoordeel inhoudt in verband met de wijze waarop de te beschermen persoon zijn goederen beheert, voldoet niet aan de wettelijke voorschriften’. In de mate dat de geneeskundige verklaring dergelijk waardeoordeel zou inhouden, wordt dit door de vrederechter buiten beschouwing gelaten” (‘Kwetsbaren in het nieuwe recht. De nieuwe bewindvoering: de juridische bescherming van alle kwetsbare meerderjarigen’ INNI Publishers 2014, p. 97 met rechtspraak en rechtsleer in voetnoten 186-189).
Vermits het attest voor Kevin geen iota medische informatie aan de vrederechter gaf, was het inhoudelijk waardeloos en juridisch zo goed al onbestaand.
Zuiver technisch gezien kon de vrederechter de procedure meteen stoppen als ‘onontvankelijk’.
Hij deed het niet.
Ik kan daarin komen, voor de beëindiging van een ‘zorgproces’ zoals bewindvoering.
Het is immers een heel andere zaak tegenover iemand effectief een procedure tot gerechtelijke ‘bescherming’ op te starten (al is het maar door de oproeping en het so wie so intimiderend bezoek) zonder gedegen medisch attest enerzijds, en anderzijds, die medische info over te slaan bij een procedure tot opheffing.
De lat van de procedure mag iets lager liggen bij de ‘bevrijding’ van een patiënt uit een rechtsbeperkend statuut dan bij de ‘bescherming’ die so wie so zijn rechten inperkte.
Vaak zien we de andere – en ernstige – fout: vrederechters die bewindvoering instellen door (pseudo-) medische, formalistische informatie te copypasten zonder grondige persoonlijke en juridische toetsing. Dat is pas fundamenteel fout.
Hier slaat de vrederechter de stap van de medische informatie inhoudelijk over, om meteen zijn juridische bevoegdheid uit te oefenen. Dat is een risico, maar hier (nog) geen fundamentele juridische denkfout.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bedenking (1) over de geneeskundige verklaring bij een vraag tot beëindiging van bewind.
In de oorspronkelijke wet van 1991 en tot de wetswijziging van 2013 (toepasselijk vanaf 1 september 2014) was bij een verzoek tot beëindiging van een bewindvoering formeel gezien geen medische verklaring verplicht (i.t.t. tot de opstartprocedure).
Uiteraard maakt een medische evaluatie wel deel uit van dergelijk (omgekeerd) beslissingsproces. Daarom behoorde het ook voor 2014 tot de ‘best practices’ om een vraag tot beëindiging van bewindvoering medisch te onderbouwen. Een advocaat die op die manier op de vraag van de vrederechter om medische documentatie anticipeerde, vermeed meestal een (dure) gerechtelijke expertise.
Sinds 2014 is een medische verklaring (‘attest’) verplicht te voegen bij een verzoekschrift tot beëindiging. Dat betekent meteen dat ook de inhoud van dat attest ‘medische’ informatie moet bevatten, en niet gewoon in een stijlformule voorlopen op de juridische appreciatie van de vrederechter.
Die regel werd snel versoepeld, maar dat gebeurde terecht enkel voor verzoeken tot ‘wijziging’ van de bewindvoering (om een aanpassing ervan aan de situatie te vergemakkelijken zonder formaliteiten).
Evenwel blijft bij een vraag tot ‘opheffing’ van de bewindvoering de noodzaak van een medisch attest nu nog steeds ‘evident’ (Tim Wuyts, ‘Bewind en zorgvolmachten 2019, Kluwer 2019, p. 207 over amendement nr 53K3149/004,55).
Dit is dus nog steeds zo en dat was de situatie bij de vraag van Kevin om zijn bewindvoering stop te zetten.
Samengevat: het medisch attest moest er voor Kevin destijds effectief zijn, maar moest minstens medische informatie bevatten. Dat laatste lijkt evident, maar is het in de praktijk allerminst.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Stap 5. De merkwaardige beschikking van de vrederechter tot beëindiging (mei 2019)
De uitspraak (technisch: de beschikking) van de vrederechter noteert vooreerst dat de advocaat-bewindvoerder “geen bezwaar” heeft tegen de opheffing van de bewindvoering.
Dat standpunt van de bewindvoerder mag de vrederechter niet binden, maar is toch een waardevol element (zie daarover hierna onder bedenking 2).
Kevin geeft me ruiterlijk toe dat hij een jaar lang steeds is blijven revolteren tegen de bewindvoering: “je mag wel zeggen dat ik de boel op stelten heb gezet…”.
Voor de bewindvoerder had Kevin wellicht iets van een kwelduivel. Kevin heeft een moeilijke jeugd gehad, kampt met psychische problemen, en geeft ook toe dat hij soms “grof” was naargelang zijn frustratie verder steeg. De bewindvoerder kreeg zo’n mail met “een mix van ludieke/sarcastisch bedoelde” tips over hoe Kevin het hele zaakje zou kunnen saboteren.
De bewindvoerder zag in ieder geval wel in dat dit bewind ‘niet werkte’ en was finaal met Kevin akkoord voor de opheffing.
Des te minder in verhouding tot de (over-)last die de volgehouden ‘protestcampagne’ van Kevin veroorzaakte, was het dossier voor de bewindvoerder zeker geen goudmijntje – wat ook al niet motiveert.
Voor Kevin zelf wogen die kosten ondertussen wel zwaar door, maar dat kostenplaatje geef ik u op het einde van dit verhaal mee (zie hierna Bedenking (3) het kostenplaatje van een jaar bewindvoering).
De vrederechter leidt uit het gesprek met Kevin af dat “deze de kans gegeven kan worden”.
Het medisch attest bevestigt dit immers, en ook (de bewindvoerder) heeft hiertegen geen bezwaar.
De vrederechter besluit: “het past bijgevolg de rechterlijke beschermingsmaatregel te beëindigen”.
Het “past” dus om een einde te maken aan een jaar … mizerievoering.
Die zogenaamde ‘motivering’ klinkt bijna zo mysterieus als een orakel van Delphi: “het past”.
Zo eenvoudig lijkt het dus soms te ‘motiveren’: een nietszeggend (zogenaamd ‘medisch’) attest, een bewindvoerder die geen bezwaar heeft (of die bewindvoering van een lastige klant liever kwijt dan rijk is ?) en “een kans” geven – alsof het om een soort probatiemaatregel in strafzaken gaat.
En dat, terwijl de ‘beschermde persoon’ niets ‘misdaan’ heeft, maar - per hypothese – een ‘gezondheidsprobleem’ heeft.
Maar wàt was nu echt dat gezondheidsprobleem van Kevin ?
Dat vernamen we niet uit de medische verklaring die in die procedure tot opheffing van de bewindvoering neergelegd was.
Dat vernemen we evenmin uit de beschikking tot opheffing van die bewindvoering in mei 2019.
We leren uit de tekst van die beschikking niets over het oorspronkelijk ‘waarom’ van de bewindvoering, en evenmin iets het plotse ‘waarom niet meer’ van die bewindvoering.
Vreemd.
Was er wel een ‘gezondheidsprobleem’ – zo vroeg ik me af.
We gaan dus terug in de tijd opzoeken en reconstrueren aan de hand van alle beschikbare teksten in het dossier wat het ‘gezondheidsprobleem’ van Kevin wel zou geweest zijn.
In de tijd gaan we dus verder terug, eerst naar de rechtbank van eerste aanleg die de beschikking van de vrederechter waarbij de bewindvoering ingesteld werd, deels (!) bevestigde, en vervolgens naar de startprocedure van de bewindvoering zelf: allemaal op basis van de rechterlijke motivering.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bedenking (2) bij de rol van de bewindvoerder in een procedure tot opheffing van zijn bewindvoering.
Veel bewindvoerders kiezen voor een andere strategie dan die van Kevin bij een vraag van hun ‘beschermde persoon’ tot opheffing van hun bewindvoering.
Sommigen voelen zich in hun opdracht gefnuikt, in hun eer gekrenkt (“doe ik het niet goed, misschien?”) en anderen denken dat ze hun cliëntelisme bij de vrederechter veiligstellen door de hen (soms royaal ?) aangeboden bewindvoering door dik en dun te verdedigen. Misschien wordt dit dan wel vooraf ‘gepolst’ met die vrederechter, of is er meteen al enige druk van de vrederechter, die achter de schermen van de bewindvoering ‘zachte instructies’ geeft, wie weet.
Welke bewindvoerder zou ooit een aangeboden bewindvoering geweigerd hebben wanneer hij toch inzag – of moest vaststellen – dat bij de procedure fatale fouten begaan werden in het nadeel van de zogenaamd ‘beschermde persoon’ ?
Hoeveel bewindvoerders zouden het aangedurfd hebben de omzet van hun kantoor te zien dalen door een bedenking ter bescherming van die ‘beschermde persoon’ ?
Hoeveel bewindvoerders – integendeel – klampten zich vast aan hun ‘gerechtelijk mandaat – en beschermden daardoor eerder de vrederechter als hun opdrachtgever, dan de mens die ze wettelijk geacht werden te beschermen ?
Hoeveel kosten werden zo door advocaat-bewindvoerders als ‘buitengewone prestaties’ (bovenop het legaal maximum van 3% van het inkomen van de ‘beschermde persoon’) aangerekend en goedgekeurd door de – beschermde – vrederechter ?
Soms moeten beschermde personen tegen hun bewindvoerder beschermd worden. Soms - door in hoger beroep te gaan zelfs tegen hun vrederechter bechermd worden.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Stap 4 De (slechts) gedeeltelijke bevestiging van de bewindvoering door de familierechtbank in hoger beroep (december 2018)
Kevin was vierkant tegenstander van de beslissing waarbij hij in bewindvoering werd geplaatst en had in december 2018 gedeeltelijk gelijk gekregen in hoger beroep bij de familierechtbank (rechtbank van eerste aanleg).
Het is in dat vonnis dat we letterlijk lezen dat de ‘grond van de zaak’ een bewindvoering betreft omwille van “een staat van verkwisting”.
Verkwisting moet als juridische term meteen een belletje doen rinkelen. Het gaat immers om een heel apart, bijzonder onderdeel van ‘bewindvoering’, met een specifieke procedure.
De familierechtbank badineert eerst in een aantal paragrafen over wat de wetgever wel en niet zegt over de definitie van ‘verkwisting’.
Vervolgens past de rechtbank die regels toe op het door Kevin niet ontkende “gokprobleem”.
Dat wordt afgewogen tegenover het advies van een door Kevin zelf geraadpleegde psychiater die “uiteenzet dat de bewindvoering geen positieve invloed gehad heeft op het therapeutisch traject. Hij geeft wel aan dat er op psychiatrisch vlak geen dwingende redenen zijn om de maatregel (van bewindvoering) verder te zetten”.
De psychiater geeft echter ook een opinie mee over de ‘budgetbegeleiding’ van Kevin: voor diens spaargelden zou “in overleg met patiënt” de bewindvoering best pas opgeheven worden “als de budgetbegeleiding effectief gevolgd wordt en over voldoende lange periode aangetoond wordt dat (Kevin) zijn vermogen op een verantwoorde manier kan beheren”.
De rechtbank stelt op die basis vast dat de eigen psychiater van Kevin “dus kennelijk van oordeel is dat een bewind voor wat betreft de spaargelden nog wel noodzakelijk is”. Door geen update te verifiëren van dit “overleg” neutraliseert de rechtbank Kevin’s mening daarover.
Om die reden beperkt de rechtbank in hoger beroep de bewindvoering “tot de goederen die zijn maandelijkse inkomsten overstijgen, in casu zijn spaartegoeden” en Kevin wordt onbekwaam verklaard om zijn eigen goederen te ‘vervreemden’ boven een waarde van 1.000 euro. Hij mag evenmin lenen of ontlenen. Voor alles wat zijn maandelijkse inkomsten te boven gaat, moet Kevin vertegenwoordigd worden door de advocaat-bewindvoerder.
Met die gedeeltelijke bevestiging in hoger beroep werd letterlijk bevestigd dat de bewindvoering voor Kevin een bewindvoering omwille van ‘verkwisting’ betrof.
Van enige juridische – eerder dan medische – appreciatie van de ‘noodzaak’ tot bewindvoering is ook in dit vonnis niets te lezen. Alles leest eerder als een alternatieve vorm van budgetbegeleiding.
De fundamentele regel omtrent bewindvoering is sinds de wet van 1991 nochtans net dat het medisch advies slechts een eerste uitgangspunt is, en de rechter in zijn juridische waardering van de ‘noodzaak tot bewindvoering’ het laatste woord heeft.
Die voorrang van de ‘juridisering op de medicalisering’ staat terecht in de rechtsleer beschreven als “de triomf van de mensenrechtenfilosofie” (citaat van vrederechter M. Verreycken in mijn handboek ‘Kwetsbaren in het nieuwe recht’, p. 15, noot 3; zie ook mijn editoriale bijdrage ‘Bewindvoering betekent Mensenrechten heel kortbij: bij u thuis’ in Tijdschrift voor Mensrechten3/2017, p. 3).
Ook op medisch vlak waren in het advies van de eigen psychiater van Kevin overigens nog meer specifieke en waardevol juridisch te vertalen elementen te lezen, dan deze die de rechtbank (hierboven) citeerde. De psychiater wees erop dat Kevin “door deze maatregel eerder tegengehouden wordt in zijn therapeutisch proces dan hij hierdoor geholpen wordt. Zijn boosheid met het gevoel opnieuw in een machteloze situatie te staan overheerst nu zijn ganse functioneren waardoor zijn focus hierop gericht is. (…) Ik kan besluiten dat patiënt niet gehinderd wordt door psychiatrische problematiek om in zijn vermogen beslissingen te nemen”.
Noch de raadsman van Kevin (noch die advocaat bij de vrederechter, noch die andere advocaat in hoger beroep), noch de rechtbank in hoger beroep had blijkbaar in de gaten dat net de ‘verkwisting’ als criterium, de juridische basis van deze procedure voor bewindvoering wegblies.
We gaan daarom nu terug naar de opstart van de bewindvoering bij de vrederechter in mei 2018: inderdaad blijkt dat die bewindvoering nooit toegelaten had mocht worden. De bewindvoering van Kevin lijkt zelf wel de ‘verkwiste procedure’…
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Stap 3 De start van de bewindvoering: weer een merkwaardige ‘medische verklaring’ (april 2018)
Het is immers de algemeen directeur van de psychiatrische instelling waar Kevin op dat moment verblijft, die half april 2018 voor Kevin een ‘bewindvoering met betrekking tot de goederen’ aanvraagt omwille van diens “gokverslaving”. Kevin “dreigt al zijn spaargelden en inkomsten te verliezen”. De bewindvoering wordt bedoeld als “toekomstgericht om schulden te vermijden en (zelfstandig) wonen mogelijk te maken en niet dakloos te worden”.
Dat zijn de – op zich therapeutisch lovenswaardige – ambities van het zorgtraject dat Kevin tot dusver vrijwillig doorliep maar in conflict met de begeleidende dienst leek te verzanden.
Het eerste probleem van die medische verklaring.
Dat verzoekschrift wordt begeleid door een geneeskundige verklaring die “verslavingszorg” vermeldt en “beschermende maatregelen voor patiënt door semi-vrijwillige bewindvoering”.
In de specifieke rubrieken omtrent de gezondheidstoestand vermeldt de medische verklaring “gokverslaving met gebrekkig ziekte-inzicht (en) angsten en bezorgdheden rond uitsluiting uit de kansspelcommissie en verlies van autonomie”.
De gokverslaving “leidt tot schulden” en Kevin “kan niet sparen” (want) “door verslaving en gebrekkig ziekte-inzicht geeft patiënt impulsief grote sommen geld uit”.
Dat is op zich al wat gekleurd, omdat Kevin blijkens het vonnis in hoger beroep de gokverslaving wel degelijk erkent (wat “inzicht” bewijst), en ondergeschikt een verbodsmaatregel bij de kansspelcommissie aanvaardde.
Ook tegenover de attesterende arts heeft hij het probleem principiëel wel erkend, verzekert hij me.
In ieder geval is duidelijk dat de ‘gokverslaving’ al in het medisch attest geduid wordt als een therapeutisch niet beheerste uitgavenproblematiek, dus een kwestie van verkwisting.
Zo heeft de vrederechter het ook begrepen in zijn beschikking van midden mei 2018.
Het tweede probleem van de medische verklaring.
Al sinds 1991 voorziet de wetgeving omtrent bewindvoering (zoals ook de wetgeving omtrent collocatie sinds 1990) dat de medische verklaring niet mag opgesteld worden door een arts die (onder meer) “op enigerlei wijze verbonden is aan de instelling waar de te beschermen persoon zich bevindt”.
Dat lijkt een evidente deontologische regel om de onafhankelijkheid van de medische verklaring te waarborgen.
Die regel is weliswaar enkel bedoeld om in een instelling opgenomen patiënten te beschermen tegen een eigengereide (medische) aanpak door artsen, verbonden aan die instelling.
Dat belet (bij bewindvoering) niet dat de eigen huisarts of een andere behandelende arts de medische verklaring opstelt.
Dat is een (terecht) onderscheid met de wetgeving omtrent gedwongen opname (de zgn. ‘collocatie), waarbij het verbod voor de redactie van het ‘medisch verslag’ wél geldt voor de eigen behandelende arts of vertrouwensarts – zelfs als die niet verbonden is aan de instelling waarin de ‘gedwongen op te nemen’ patiënt verblijft (zie daarover mijn bijdrage in Curatio, Tijdschrift van de provinciale raad van de Orde der geneesheren van West-Vlaanderen nr 2/2014 ‘1 september: ook voor geneesheren startdag van de nieuwe wet op de bewindvoering. Wat verandert er (niet)?’; mijn handboek ‘Kwetsbaren in het nieuwe recht’ INNI Publishers 2014, p. 84 – 102; mijn ‘Praktijkgids voor kwetsbaren in het nieuwe recht. Stappenplan voor rechtsbescherming vanaf 2019’ INNI Publishers p. 61 – 63).
In deze case van Kevin gaat het niet om gedwongen opname, maar om bewindvoering.
In zijn geval mocht een behandelend arts de medische verklaring wel uitschrijven, zolang die arts niet “op enigerlei verbonden is met de instelling” waar Kevin toen inderdaad verbleef.
De medische verklaring voor Kevin werd uitgeschreven door een jonge arts, die in het slot van de verklaring inderdaad bevestigde niet “op enigerlei wijze verbonden te zijn aan de instelling waar de te beschermen persoon verblijft”.
Kevin had die arts nog nooit ontmoet, en heeft die sindsdien ook nooit meer gezien. Als de instelling waar Kevin toen verbleef een bewindvoering voor Kevin wou opstarten, moest de administratieve en/of medische staf wel op zoek naar een arts (nog in opleiding ?) buiten de instelling die omtrent Kevin op meer onafhankelijke wijze medische informatie zou verstrekken.
Hoe zo’n zoektocht verloopt, wordt in de praktijk nooit in het verzoekschrift of de medische verklaring zelf geduid. Zou het kunnen dat een “onafhankelijk stagiair” soms snel gevonden is ?
Het is wel opvallend dat in een medisch “tegenverslag” van de door Kevin naderhand zelf geraadpleegde psychiater (eind oktober 2018, in functie van de zitting van de familierechtbank in hoger beroep) lezen dat Kevin daar toelating geeft aan zijn behandelend psychiater om overleg te plegen met de psychiater van de afdeling waar Kevin bij de start van de procedure opgenomen was. In dat ‘tegenverslag’ lezen we dat de psychiater van die afdeling van die instelling “verantwoordelijk was voor het omstandig geneeskundig verslag dat gebruikt werd bij de aanvraag voor bewindvoering aangezien patiënt in die periode op zijn afdeling opgenomen was”.
Vooreerst moet opgemerkt worden dat ook dié gespecialiseerde arts die Kevin nadernand raadpleegde, en auteur van het ‘tegenverslag’ de juridische termen door elkaar haspelt. Het ‘’omstandig geneeskundig verslag” dat hij vermeldt is immers een term uit de wetgeving ‘gedwongen opname’ (de zgn. collocatie), en niet uit bewindvoering.
Bij collocatie mag zelfs de behandelende arts het ‘omstandig medisch verslag’ niet uitschrijven, zelfs indien hij niet verbonden zou zijn aan de instelling waarin de ‘te colloqueren patiënt” verblijft (zie mijn – tot ergernis van veel psychiaters volgehouden “spookrijder-verbod-rechtspraak”, bevestigd door prof. Herman Nys in het Rechtskundig Weekblad 199-00, 576; Ph. Boxho Rev. Trim. Dr. Fam. 2003, 11 en geciteerd in het slot van het doctoraat van F. Blockx, ‘Beroepsgeheim’, Intersentia 2014, p. 510).
Blijkbaar ging toen nog steeds geen knipperlicht branden omtrent het tot stand komen van de ‘medische verklaring’ voor de bewindvoering van Kevin – al kan die “verantwoordelijkheid” die de auteur van het ‘tegenverslag’ noteert, moeilijk zomaar genegeerd worden.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Stap 2 De start van de bewindvoering: een zeer merkwaardig verzoekschrift (april 2018)
Het verzoekschrift waarmee de hele bewindvoeringssaga van Kevin startte werd begin april 2018 opgesteld na het bekomen van de medische verklaring en een week later in het vredegerecht neergelegd.
Het verzoek betreft enkel de goederen, en gaat uit van de algemeen directeur de de psychiatrische instelling waar Kevin op dat ogenblik verblijft, maar zware spanningen ondervindt.
De timing lijkt ook op een tweede vlak bijzonder: een veertiental dagen na het overlijden van de vader van Kevin.
De motivering van het verzoek vermeldt “gokverslaving (…) hij dreigt al zijn spaargeld en inkomsten te verliezen (…) toekomstgericht: vermijden van schulden en alleen wonen mogelijk maken en niet dakloos worden”.
De term ‘verkwisting’ komt niet letterlijk voor in het verzoekschrift, maar inhoudelijk is het moeilijk anders te duiden.
Werd de term ‘verkwisting’ opzettelijk weggelaten om geen procedureel alarmbelletje te doen luiden, of werd die kwestie gewoon over het hoofd gezien in deze nochtans gespecialiseerde instelling ? Wie zal het zeggen ? Ik lees enkel de procedurestukken en zal voor het overige niet gissen. Ook professionelen kunnen fouten maken met de beste bedoelingen: “bevrijd me van mensen met goede bedoelingen” grap ik wel vaker.
In ieder geval staat vast dat de wetgever – om een einde te maken aan divergente rechtspraak daarover - de bewindvoering wegens ‘verkwisting’ uitdrukkelijk en specifiek geregeld heeft sinds 1 september 2014.
Een eerste van die aparte regels houdt in dat – in tegenstelling tot de algemene regels voor bewindvoering – geen medische verklaring moet gevoegd worden bij het verzoekschrift.
Die regel werd ingevoerd om een einde te maken aan de discussie in de rechtspraak over de vraag of verkwisting een gezondheidsproblematiek betreft: “Soms is verkwisting een symptoom van de opstoot van een bipolaire stoornis of een borderline-syndroom. Soms het een gevolg van mentale aftakeling na middelenverbruik. Dat kan echter vaak zeer moeilijk geduid worden, zodat de voorwaarde van de ‘medische verklaring’ hier niet gesteld wordt. Enkel het financieel patroon van erratische uitgaven en beslissingen dient aangetoond’ (mijn handboek ‘Kwetsbaren in het nieuwe recht’, Inni Publishers 2014, p. 83).
Bij dit verzoek voor Kevin gebeurde dat toch, maar dat is ook niet verboden. De medische verklaring die gevoegd werd geeft ten andere ook geen echte medische informatie, maar, zoals we hierboven gezien hebben, enkel een bevestiging – die ook een niet-medicus (bv. een sociaal werker, een psycholoog) kan attesteren – nl. de bevestiging van ‘gokverslaving’ als een therapeutisch niet beheerste uitgavenproblematiek, dus een loutere kwestie van verkwisting.
Met andere woorden, het zogenaamd medisch attest dat enkel verkwisting attesteert maakt van het verzoekschrift tot bewindvoering inhoudelijk nog altijd slechts een verzoekschrift wegens verkwisting. Enkel als het medisch attest een bredere gezondheidsproblematiek aangekaart had, kon het een breder type verzoek voor een ‘standaard bewindvoering’ onderbouwen.
Echter blijft dan in die bredere context (die dan buiten de ‘bewindvoering wegens verkwisting’ valt, want medisch inhoudelijk geduid wanbeheer) dat bewindvoering “niet kan toegepast worden op iedereen die sociaal niet goed in zijn vel zit. De rechter moet de toepassing van het zgn. ‘sociaal gezondheidsbegrip’ dus weigeren” (‘Kwetsbaren in het nieuwe echt, p. 79 met verwijzing naar prof. F. Swennen in noot 132, en verder ook tot p. 82). Dat was zo voorafgaand aan de scharnierdatum van de nieuwe wet (1 september 2014) en dat blijft zo sindsdien.
De tweede aparte procedureregel houdt in – en daar komen we tot de kern van het probleem van het verzoek voor Kevin – dat niet zomaar “ieder belanghebbende” de procedure kan opstarten: enkel dichte familieleden kunnen dat (volgens het toenmalige art. 1238 §1, tweede lid Gerechtelijk wetboek): enkel “de te beschermen persoon, zijn ouders, zijn echtgenoot, zijn wettelijk samenwonende partner, de persoon met wie hij een feitelijk gezin vormt, een lid van de naaste familie of lasthebber bedoeld in art. 490 of 490/1 Burgerlijk Wetboek”.
Het gaat hier niet om de beveiliging van hun potentiële erfenis, maar om te vermijden dat zij onderhoudsplichtig zouden worden voor een familielid dat door verkwisting in armoede terecht gekomen is.
Instellingen en zorgverstrekkers mogen dergelijk verzoek tot ‘bewindvoering wegens verkwisting’ dus niet instellen.
De verklaring ligt hier in het fundamenteel uitgangspunt van de nieuwe wetgeving: “betutteling en juridische bemoeizorg is niet toegelaten” (mijn handboek ‘Kwetsbaren in het nieuwe recht’, p. 80).
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Stap 1 De start van de bewindvoering: een foute beschikking van de vrederechter (mei 2018)
Vooreerst was de procedure ‘ontoelaatbaar’: de instelling waar Kevin toen verbleef, mocht geen procedure ‘bewindvoering wegens verkwisting’ instellen voor haar patiënt.
Uit het bovenstaande volgt dat de vrederechter het verzoekschrift meteen als ‘ontoelaatbaar’ had dienen af te wijzen bij gebreke aan juridisch belang.
Hij had dat – mits interpellatie van de verzoekende partij, namelijk de directeur van de psychiatrische instelling – zelfs onmiddellijk kunnen doen, en daarmee zelfs de opstartfase van de procedure kunnen vermijden.
In dat geval ware Kevin niet eens opgeroepen naar het vredegerecht om gehoord te worden over het verzoek van de instelling waar hij verbleef. Het vermijden van die confrontatie met een poging tot dwangmatige ‘bemoeizorg’ ware hun therapeutische relatie wellicht ten goede gekomen.
Zelfs wanneer de vrederechter dan toch – een beetje ‘mechanisch’ ? - Kevin opriep, moest meteen als eerste punt de regelmatigheid van de procedure aangekaart zijn geweest: in de eerste plaats ‘ambtshalve - door de vrederechter zelf die moet waken over het regelmatig verloop van de procedure bij een als kwetsbaar aangewezen persoon.
Uiteraard valt het ondertussen ook op dat de exceptie van ontoelaatbaarheid ‘bij gebreke aan rechtmatig belang’ van de psychiatrische instelling als verzoekende partij niet opgeworpen werd door de advocaat van Kevin voor het vredegerecht, evenmin als in hoger beroep overigens.
Dat alles maakt terechte zorg niet onmogelijk: een afgewezen procedure voor bewindvoering wegens verkwisting kon dan naderhand nog steeds opnieuw ingesteld worden door een dicht familielid van Kevin.
Ook de instelling zelf kon een correcte procedure opstarten tot bewindvoering, mits breder te gaan dan de problematiek van ‘verkwisting’ in de medische documentatie en juridische vraag.
Het ontbreken van de correcte kwalificatie van het verzoek als een ontoelaatbare procedure ‘wegens verkwisting’ leidt hier overigens tot een tweede procedureprobleem.
In de veronderstelling dat een dicht familielid de procedure wegens verkwisting had ingesteld en de vrederechter die ingewilligd had, dan liet de wet hier enkel ‘bewindvoering in bijstand’ toe, waarbij de ‘verkwister’ als ‘beschermde persoon’ nog wel zelf juridisch blijft optreden, maar voor bepaalde handelingen enkel mits bijstand van zijn bewindvoerder.
In het geval van Kevin werd zijn bewindvoerder echter als juridisch ‘vertegenwoordiger’ aangesteld. Het persoonlijk optreden van Kevin wordt dus juridisch weggegomd, en zo wordt de frustratie van Kevin om zijn “machteloosheid” aangezwengeld.
We zijn hier dus heel ver verwijderd van wat in het medisch attest nog voorgesteld werd als “semi-vrijwillige bewindvoering”.
Kevin, die vrijwillig in de psychiatische instelling verbleef, kwam terecht in wat hij aanvoelde als een juridische dwangbuis.
Hij heeft zich daar een jaar lang koppig en hevig tegen verzet.
Hij erkent dat hij (te) ver is gegaan in zijn stapels woedende mails: “ik heb echt té lelijk gedaan”.
De bewindvoering die niet mocht uitgesproken worden, was ook duidelijk therapeutisch contraproductief maar de enige in dit verhaal die tot dusver een fout erkende is dus Kevin.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bedenking (3) het kostenplaatje van een jaar bewindvoering
De echte kostprijs van deze bewindvoering ligt is een therapeuthisch faillissement. Kevin werd bozer dan ooit, verzette zich een jaar lang tegen de juridische dwangbuis, en is qua therapie geen stap vooruit.
Het kostenplaatje van de bewindvoering is naar de (nogaltijd slechts slechts informeel bestaande) normen niet onredelijk, maar voor Kevin wel zwaar.
Het gaat niet alleen om de 3% van zijn (beperkte) inkomsten die hij een jaar lang moest afstaan aan de advocaat-bewindvoerder, boven op diens administratiekosten.
Kevin moest voor de procedure voor het vredegerecht en de beroepsprocedure (gelukkig enkel beperkte) kosten van een pro deo - advocaat betalen.
De beroepsprocedure werd echter ook gevolgd door de ondertussen aangestelde bewindvoerder die onder meer daarvoor 600 euro ereloon extra bekwam - met toelating van de vrederechter.
De bewindvoerder moest ook tussenkomen voor de nalatenschap van de vader van Kevin, en mocht daarvoor 444 euro aanrekenen.
De bewindvoering voor Kevin blijkt toch een dure gok geworden – weliswaar vooral menselijk.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Epiloog (1) Waarom zou dergelijke beschikking nu sinds maart 2019 niet fout (meer) zijn: door een fout van de wetgever in 2018
Het wordt tijd dat ook ik nu een ‘fout’ beken. Midden 2019 is mijn recentste boek ‘Praktijkgids voor kwetsbaren in het recht. Stappenplan voor rechtsbescherming vanaf 2019’ (INNI Publishers 2019) verschenen, en bereid ik mijn jaarlijkse ‘Summer School bewindvoering’ voor.
Onderaan p. 52 van mijn kersverse boek staat onder het hoofdstuk ‘Buitenbeentje binnen plan B: de verkwisters” te lezen dat “een belanghebbende die procedure niet zomaar kan opstarten. Enkel de dichte familieleden kunnen dat doen”.
Ik had dat toen met gerust gemoed geschreven omdat ik de wetswijziging die toen in de pijplijn zat voor bewindvoering ook in die wankele regeringsdagen van eind 2018 goed opvolgde.
Het oorspronkelijk wetsvoorstel koos toen voor een heel andere aanpak: het hele hoofdstuk ‘verkwisters’ werd uit de wetgeving bewindvoering gegooid. Ik was daar niet zo gelukkig mee, en tot mijn opluchting, de Raad van State in zijn advies evenmin. Terecht koos minister van Justitie Geens om dat advies te volgen, en werd het oorspronkelijke luik ‘verkwisters’ weer in de procedure bewindvoering opgenomen.
Wat mij – niet alleen – toen ontsnapte is dat bij dat knip en vervolgens copy-paste -werk één paragraaf niet in eer hersteld werd: uitgerekend dat art. 1238 §1, lid 2 (en 3) Gerechtelijk Wetboek dat het initiatief tot de opstart van een procedure bewindvoering wegens ‘verkwisting’ beperkt tot de ‘verkwister’ en diens dichte familie.
Het was me een troost dat de tekst van de wet zelf, op p. 184 van mijn boek, wel de tekst van de nieuwe wet weergaf, dus theoretisch correct zonder die - stoemelings afgeschafte - beperking van dat initiatiefrecht.
Bij het reconstrueren van die technische fout van de wetgever heb ik in die periode verschillende bronnen gecheckt.
Het overtuigt helemaal niet dat de plotse afschaffing van die beperking van dat initiatiefrecht het gevolg zou zijn van een “gelijkschakeling van de procedure”.
Nergens is daarin sprake in de voorbereidende werken.
De procedure is overigens helemaal niet gelijkgeschakeld: de specificiteit van de procedure ‘bewindvoering bij verkwisting’ werd onverkort in het wetsvoorstel hersteld na de opmerking van de Raad van State en de enige – nergens gemotiveerde - uitzondering daarop is dat tweede lid van art. 1238 §1 Ger.W.
Zo is nog steeds enkel bewindvoering voor de goederen, en enkel met bijstand (niet met vertegenwoordiging) mogelijk in het geval van een procedure wegens ‘verkwisting’.
In ieder geval is het nu zo dat met de huidige tekst, nu sinds maart 2019 (maar niet ten tijde van de opstart en bevestiging in hoger beroep van de bewindvoering voor Kevin) ook een verzorgingsinstelling, een vertrouwenspersoon of een verontruste buur – dus bijna om het even wie zich zorgen maakt om een ‘verkwister’ – een verzoekschrift tot bewindvoering wegens verkwisting kan deponeren.
Het is een ‘rechtzetting’ die ik aan mijn cursisten van de Summer School 2019 meteen meegaf (en ondertussen ook wel vaker op Twitter zette) maar ik bepleitte dan ook meteen de reparatie van die wetgevende vergissing.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Epiloog (2) Waarom de wet voor bewindvoering van ‘verkwisters’ gerepareerd moet worden
De ‘accidentele’ wetswijzing van 21 december 2018 is een niet alleen een technische, maar ook een fundamentele vergissing.
In zijn bijdrage over die wetswijziging van 2018 schrijft ook prof. Tim Wuyts dat die uitbreiding van categoriën “niet de bedoeling van de wetgever was” (‘Het eengemaakte beschermingsstatuut voor wilsonbekwamen hervormd. Commentaar bij de wet van 21 december 2018’ Dossier Tijdschrift voor vrederechters nr 29, Die Keure 2019, nr 5 & 53).
Ook professor Wuyts – terecht geprezen penhouder van de wet van 2013 en naderhand adjunct-kabineetchef van minister van Justitie Koen Geens - duidt terecht de geschiedenis van de wijzigingen in de redactie van het wetsontwerp en het advies van de Raad van State.
Professor Wuyts wijst erop dat het risico nu bestaat dat het statuut van verkwisters nu zou worden gebruikt om bv. hardleerse schuldenaars te dwingen tot betaling: “de vraag rijst of de juridische handelingsonbekwaamheid daartoe wel een proportioneel middel kan zijn”.
Daarenboven voorziet art. 488/2 Burgerlijk Wetboek nog steeds (terecht) dat bewindvoering wegens verkwisting enkel mogelijk is om de belangen van de verkwister te beschermen, en niet die van derden (zoals erfgenamen) – werpt hij terecht op.
Prof. Wuyts oppert wel de mogelijkheid een uitzondering daarop te voorzien voor het geval dat verkwisting ertoe zou kunnen leiden dat “onderhoudsgerechtigden behoeftig dreigt te maken”.
Daarover heeft de wetgever in tijdens dat moeilijk regeringseinde van 2018 (premier Michel bood op 18 december 2018 het ontslag van zijn regering aan de koning aan) helemaal niet nagedacht.
Evenwel rechtvaardigt die denkpiste van professor Wuyts geen uitbreiding tot het initiatiefrecht voor de bewindvoering wegens verkwisting, want die ‘onderhoudsgerechtigden’ die behoeftig zouden kunnen worden (wegens de verspilling van de onderhoudsplichtige ‘verkwister’) zijn net diens ‘dichte familie. En die dichte familie was uitgerekend de kring die de wet van 21 december 2018 als notie verlaten heeft. Door die notie gewoon te behouden, zoals de wet van 2013 die welbewust en terecht voorzag blijven de rechten van eenieder evenwichtig gevrijwaard.
Er is echter meer, zoals de case van Kevin hier bewijst.
In het geval van Kevin (ongehuwd en zonder kinderen) stelt het probleem van zijn onderhoudsplicht jegens onderhoudsgerechtigden zich niet.
Wat we wel zien, is een geruisloze uitbreiding van bewindvoering bij vermoede verkwisting als een dwangmatige ‘stok achter de deur’ bij therapie, en blijkbaar zelfs op vraag van een instelling waar de patiënt vrijwillig verblijft.
Dat soort situatie waarin een zorgverstrekker – al is het per hypothese met de beste bedoelingen - de “spookrijder” van zijn patiënt wordt, is zeer bedenkelijk (zie de term uit mijn “spookrijder-verbod-rechtspraak”, destijds nog door psychiaters en collega-vrederechters bekritiseerd, maar bevestigd door prof. Herman Nys in het Rechtskundig Weekblad 199-00, 576; Ph. Boxho Rev. Trim. Dr. Fam. 2003, 11 en geciteerd in het slot van het doctoraat van F. Blockx, ‘Beroepsgeheim’, Intersentia 2014, p. 510).
Dit illustreert een gevaarlijke terugkeer naar een autoritaire en contraproductieve bemoeizorg, die helemaal haaks staat op het VN-Verdrag van 2006 waar de nieuwe basiswetgeving van 2013 op gesteund is.
De basiswetgeving van bewindvoering hiels overigens al sinds 1991 in dat wie medisch verzorgd wordt, ook juridisch beschermd moet worden – zo nodig tegen zijn medici in.
Verkwisting is daarenboven een heel vaag en daardoor moeilijk begrip, overigens nauw verband houdend met de autonomie van de persoon, zijn welzijn, welbevinden en zijn mensenrechten.
In mijn handboek wees ik op het recht van iedereen om zijn eigen levensweg te kiezen, gierig of gul te zijn, vergissingen of stommiteiten te begaan” (‘Kwetsbaren in het nieuwe recht’ (INNIPublishers 2014, p. 78, noot 129 met citaat W. Pintens).
Betutteling loert om de hoek, waarschuwde ik: ”ook een marge van irrationaliteit moet in de vrijheid van handelen aanvaard worden. In het andere geval dreigen vooral ouderen het slachtoffer te worden van eigengereide betutteling en subtielere vormen van erfenisbejaging” (‘Kwetsbaren in het nieuwe recht’ INNIPublishers 2014,p. 86).
Dat is ten andere een problematiek die goed geduid wordt in het boek van Knack journaliste Ann Peuteman ‘Grijsgedraaid. Waarom we bang moeten zijn om oud te worden’ (Uitgeverij Vrijdag 2019) dat ik op 25 februari 2019 mee mocht inleiden (klik hier op de link naar mijn blog van die dag) en graag blijf aanbevelen.
Ik zal de allerlaatste zijn om voor ‘gokken’ te pleiten – laat staan de ‘verslaving’ daaraan, maar ook die noties zijn zeer cultuurgebonden en laten een hellend vlak van willekeur toe. De vraag is dan altijd: next ?
De wetgever zou consequent handelen door die beperking van het initiatiefrecht voor bewindvoering bij verkwisting opnieuw in te schrijven, en de tekst van art. 1238 §1 tweede lid Ger.W. te repareren zoals oorspronkelijk en toen weloverwogen voorzien in de wet van 17 maart 2013.
Dat ogenschijnlijk eenvoudig herstel zal niet zonder slag of stoot gebeuren, waarschuw ik nu al. De per vergissing afgeschafte beperking van de kring van mogelijke initiatiefnemers geeft immers plots onverhoopt meer macht aan instellingen, magistraten en advocaten. Dat zal een bepaalde lobby niet zo makkelijk laten terugdraaien, vrees ik.
Laten we dan toch hopen dat de rechters die herstelde wettekst dan ook opnieuw in hun motivering toepassen, en advocaten op waakzaam toezien ter vermijding van … een verkwiste procedure.
*************************************************************************************************************************************************************
(Klik HIER voor mijn verzamelpagina over voorzorgvolmacht en bewindvoering, met opinies, interviews, documentatie en modelformulieren)
Hier uit Dag Allemaal van vandaag:
de verkwiste procedure
1 juni 2021
Dat een zorgverstrekker – al is het per hypothese met de beste bedoelingen - de “spookrijder” van zijn patiënt wordt is zeer bedenkelijk.
De vergissing in de wet ‘bewindvoering bij verkwisting’ moet dringend gerepareerd: terug naar het origineel !