Questioning Justice
Questioning Justice
2023/24
Acht jaar geleden, op 6 januari 2016 publiceerden alle Vlaamse media de ‘Driekoningenbrief’, een open brief van vijftig organisaties uit de zorgsector, gericht aan de toenmalige minister van justitie, Koen Geens, de Hoge Raad voor de Justitie, en de Vlaamse magistratuur.
Op dat moment was de hervorming van de bewindvoering nog maar anderhalf jaar in werking. Maar midden 2015 had uw #justitiewatcher in Knack al aan de alarmbel getrokken: ‘Hoe een nieuwe wet die de zwakkeren (beter) moest beschermen, in één jaar tijd volledig uitgehold werd’ (link https://www.knack.be/nieuws/hoe-een-nieuwe-wet-die-de-zwakkeren-moest-beschermen-in-een-jaar-tijd-volledig-uitgehold-werd/ ).
Hoe zit dat sindsdien?
U las nu zoveel jaar later, op 18 januari 2024, op Knack.be de recente, rare hervormingen die het ‘middenveld’ van mensen met een handicap (straks misschien u en ik) compleet negeerden, en zowel volgens UNIA als FOVIG ( Federatie van Ouderverenigingen en Gebruikersraden in voorzieningen voor personen met een handicap), een “vreselijke vergissing” zijn, en zelfs een “aantasting van het grondwettelijk recht” (link: https://www.knack.be/nieuws/belgie/politiek/duizenden-personen-met-een-handicap-dreigen-stemrecht-te-verliezen/ )
Daarover had ik het al in twee bijdragen in De Juristenkrant van 24 november en 20 december 2023.
Laten we dat even overlopen, vooraleer u dit jaar naar de stembus trekt.
Tussen droom en daad, tussen recht en praktijk
De wet van 17 maart 2013, die op 1 september 2014 in werking trad, wou een volledig andere aanpak van de juridische bescherming van alle kwetsbare meerderjarigen: Gepersonaliseerde bescherming werd het sleutelwoord. Het vertrekpunt van alle beleid werd (zoals het VN CRDP -verdrag van 13 december 2006 voorzag) autonomie en inclusie. Alle juridische ingrepen moeten sindsdien uitgaan van de bekwaamheid van mensen met een handicap, in plaats van de paternalistische benadering vanuit hun ‘onbekwaamheid’. Juridisch ‘maatwerk’ dus. Weg met de botte bijl van bv. het systeem van ‘verlengde minderjarigheid’, waarin burgers met een handicap niet eens over stemrecht beschikten, en over hun intiem leven niets te beslissen kregen.
Zoals al in 1991, herhaalde de wet van 2013 nog maar eens dat als bewindvoerders, bij voorrang familieleden moesten aangesteld worden, en slechts bij gebrek aan alternatief, advocaten (in dat geval vergoed met 3% van de inkomsten van de ‘beschermde persoon’).
De drie verhalen die Knack op 31 juli 2015 publiceerde, illustreerden een dramatische kloof tussen dat juridisch ideaal en de werkelijkheid. Veel vrederechters wantrouwden de families, zodat vaak alles door advocaten beslist werd, tot de verkoop van de woning en de verhuis naar een RVT. Pas na een taaie procedurestrijd in hoger beroep bij de familierechtbank raakte de toepassing van de wet dan soms toch in ere hersteld, zo leerden ook veel andere verhalen (o.a. de 9 levensechte verhalen uit m’n boek ‘Praktijkgids voor kwetsbaren in het recht’ InniPublishers 2019).
Het leek ook wel een cultuurstrijd, zo bleek uit de analyses van prof. Tim Wuyts (UHasselt) in 2013 en 2018 omtrent “het uitblijven van een mentaliteitswijziging in de magistratuur” alwaar “nog altijd een sterke beschermingscultuur heerst”.
Dat gevaar van overbescherming, werd in 2018 nog eens bevestigd in het verslag van het (ondertussen onder druk van de magistratuur opgeheven) ‘Meldpunt bewindvoering’ in de Kamerkommissie Justitie, dat onder meer een “afstandelijke, wantrouwige en overdreven routinematige aanpak” signaleerde “in een soort van routinematige korte sessies, waarbij de persoon zelf over wie het gaat nauwelijks gehoord of betrokken wordt”, zodat het zo geroemde maatwerk “onderbenut” blijft.
Met veel vertraging erkende ook de Hoge Raad voor de Justitie in haar audit van 29 juli 2019 dat andere koppige probleem: de “discrepantie tussen het aangeven dat men voorrang geeft aan familiale bewindvoeringen en het effectief aanstellen van familiale bewindvoerders”. Het fluwelen besluit – want de HRJ wordt voor de helft door magistraten verkozen nietwaar - luidde dat “de HRJ zich afvraagt of de geest van de wet, nl. een voorkeur voor familiale bewindvoerders, vandaag wel wordt toegepast. (...) Het risico bestaat dat men zo de optie die voor de eigen werking (van het vredegerecht) het eenvoudigst is, verkiest boven het belang van de te beschermen persoon en de wil van de wetgever”.
Kortom, op het terrein was nauwelijks vooruitgang geboekt.
De wetgever van Echternach: in 2018 een nieuwe stap vooruit, in 2023 twee stappen achteruit.
In 2013 had de Belgische wetgever ook een andere piste geopend: de voorzorgvolmacht, die je zelf bij leven en bewustzijn uittekent als een soort contract, voor later, als je zelf niet meer kan beslissen. Wat je zelf doet in vertrouwen in familieverband, doe je beter en waardiger, dan de gerechtelijke bescherming (bewindvoering) die je via vreemden, achter de gesloten deuren van een gerechtszaaltje ondergaat.
Dat ‘buitengerechtelijk’ contract maakt ‘uitgestelde autonomie’ mogelijk zonder de pottenkijkers van justitie. Het werd wettelijk zelfs voorzien als voorrangsweg ten opzichte van de bewindvoering, die je dan niet meer opgelegd kan worden.
Eén versnelling vooruit
In 2018 besliste de wetgever - in een nieuwe, logische stap vooruit - dat die voorzorgvolmacht niet alleen het voortgezet beheer van materiële zaken (financiën, onroerend goed) kon organiseren, maar ook het immateriële, de medische en andere zorg (‘Advance Care Planning’).
Ook de voorrang van de Wet Patiëntenrechten (van 2002) werd in ere hersteld. Mensen in bewindvoering oefenen dus in principe hun patiëntenrechten zelf uit.
Twee versnellingen achteruit
Tegen juni 2024 zou de wetgeving van 2013 in z’n geheel geëvalueerd worden, maar daarop wachtte minister Van Quickenborne niet.
In 2023 werden twee ‘sneltreinwetten’ door het federaal parlement gejaagd.
De eerste stap achteruit: het stemrecht afvinken, een eenvoudige klus.
Sinds 1 oktober 2023 is de wet van 28 maart 2023 van kracht, die ogenschijnlijk enkel technische knelpunten van de Kieswet regelt, maar meteen de bewindvoering op een historisch en fundamenteel punt wijzigde en een nieuwe, drastisch hoge, en permanente drempel opwierp voor burgers met een handicap.
Verdronken in een lintwormlijst.
In 2013 wou de wetgever de ‘uitoefening van politieke rechten’ door mensen in bewindvoering bewust en uitdrukkelijk niet laten opnemen in de verplichte vrederechterlijke ‘checklist’ van mogelijke onbekwaamheden – net om de hardnekkige neiging tot juridische overbescherming te vermijden.
In 2023 werd plots, zonder enige discussie, voor de omgekeerde methode gekozen. Het valt geen kat op dat nu midden in die ‘lintwormlijst’ (nummer 15 van meer dan 20…) ook de ‘onbekwaamheid voor de uitoefening van politieke rechten’ opduikt, met een automatische schrapping uit de kiezerslijsten tot gevolg. Daarenboven betekenen ‘politieke rechten’ toch ook veel meer dan stemrecht, maar ook de keuze voor lidmaatschap van een vereniging, een vakbond, mutualiteit, politieke partij, het ondertekenen van een oproep, een petitie…
Uitgerekend in dat actiejaar 2023 !
Navrante vaststelling: die autoritaire, paternalistische terugkeer naar de ‘verlengde minderjarigheid’ werd gestemd terwijl het Federaal actieplan Handicap (2021 – 2024) onder punt 119 pleit voor een “onderzoek naar hoe de schorsing van de uitoefening van het kiesrecht bij beschermde personen tot een minimum beperkt kan worden”.
Daarenboven werd bij die wetswijziging niemand uit het middenveld betrokken: niet de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH-CSNPH), en evenmin de Federale Adviesraad voor Ouderen (FAVO-CCFA).
De oproep voor ‘Grijs aan zet’ van Avansa (De Jaegere A., Vanhee M., Van Leuven N., Maklu, 2023) in naam van de nieuwe generatie van mondiger senioren, blijkt ook hier duidelijk niet gehoord – dat alles in het jaar 2023 dat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens zijn 75ste verjaardag vierde en de roep voor een Ouderenverdrag steeds luider klinkt.
In datzelfde boek pleiten Michaël Merrigan (van het FIRM, Federaal Mensenrechteninstituut) en Paul Lemmens (voorheen ook rechter in het Europees Hof voor de Rechten van de Mens) onder meer voor een ‘seniorentoets’ als een ‘vorm van mensenrechtentoets’ bij beleidsmaatregelen die ouderen raken opdat zij inspraak zouden behouden in onze samenleving
Het stemrecht is een mensenrecht, en de overheid dient ervoor in te staan dat dit recht ook effectief kan uitgeoefend worden in een inclusieve samenleving (Hubeau B., Van Leuven N., Berdai Chaouini S. in ‘Ongehoord en ongezien, Gompel&Svacina, 2023).
Beeld het je in de praktijk maar in, beste burger met een handicap… !
Wanneer zal dat stemrecht bij jou of bij mij afgevinkt worden?
Aan de hand van welk gesprek, welke normen, met welke motivering, door iemand die je nog nooit gezien hebt, en allicht nooit meer terug zal zien? Omdat je bitter en boos bent op een bepaalde politiek? Omdat je op de zitting met een onbekende vrederechter en griffier even verward bent, of niet uit je woorden raakt? Omdat er ruzie is in de familie aan wie je je stemvolmacht geeft?
Ja, dan moeten we inderdaad toch ‘bang zijn om oud te worden’, zoals Knack-journaliste Ann Peuteman in haar boek ‘Grijsgedraaid’ waarschuwde.
De verwarde - of was het enkel de vergeetachtige - wetgever van 2023 kon op nog geen twee maand tijd een stap achteruit zetten.
Voor de beide verkiezingsdagen van 2024 kan een heldere wetgever die blunder toch ook in twee maand herstellen - zou je mogen hopen toch?
Of voor wie stemmen we dan? Als we nog mogen!
De tweede stap achteruit: de wet van 8 november 2023, zes keer gebuisd.
Het is bijna nog onbegrijpelijker dat minister van Justitie Vincent Van Quickenborne in het najaar van 2023 daarbij nog een andere hervorming van de bewindvoering door het parlement joeg.
Het kon blijkbaar niet snel genoeg gaan. De verbolgen Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH-CSNPH) kreeg met een laatttijdig mailtje geen kans op een echt advies, en ook hier werd de Federale Adviesraad voor Ouderen (FAVO-CCFA) al helemaal niet geraadpleegd.
Die tweede ‘sneltreinwet’ van 8 november 2023 treedt pas in 2025 in werking, maar verergert het probleem ondertussen al wel.
De wettelijke evaluatie: uitlachen om weg te lachen.
Vooreerst raken we in een donker straatje zonder einde: hoe zal de wettelijk voorziene evaluatie anno 2024 van de wet van 2013, de beide wetten van 2023 (deels nog niet in werking getreden) al kunnen evalueren.
Dat is het concept ‘evaluatie’ gewoon uitlachen – of moeten we zeggen, weglachen.
Het grondwettelijk standstillbeginsel: een vodje papier?
Ten tweede voorziet de wet een verhoging van de vergoedingen voor de bewindvoerder: een ‘forfait’ inclusief kosten, van 1.000 euro (verhoogd met 125 euro voor het eerste bewindsjaar). Daar bovenop een verhoogd progressief percentage van vergoeding, tot ver boven de tot dusver geldende 3% op het ‘inkomen’: 5% op de jaarlijkse inkomsten van de beschermde persoon boven de 20.000 euro.
De Raad van State was ondertussen in zijn advies van 19 juni 2023 glashelder : het forfait betekent een “aanzienlijke stap achteruit” voor de ‘beschermden’ met het laagste inkomen, en gaat in tegen het standstillbeginsel van art. 23 van de Grondwet.
Wie wordt hier ‘beschermd’, tegen wie?
In de marge van de wet lezen we als een soort troostprijs dat niet alleen advocaten, maar ook familiale bewindvoerders van zo’n jaarlijkse vergoeding zullen kunnen genieten. Een vergiftigd kerstgeschenk is dat nochtans, want betere aanmoediging voor familiaal geruzie is nauwelijks denkbaar, en voorspelbaar zal dat leiden tot meer aanstellingen van zogenaamd ‘neutrale’ advocaat-bewindvoerders.
De belofte van Koen Geens maakt schuld, maar werd door Vincent Van Quickenborne niet vervuld.
Ten derde hoopten we - in de lijn van de HRJ-audit van 2019 – op een strengere motiveringsplicht, wanneer een vrederechter afwijkt van de wettelijke voorrang voor de keuze van een familiaal bewindvoerder.
Voormalig minister van Justitie Koen Geens had die extra-motiveringsplicht op 19 september 2019 beloofd als antwoord op de parlementaire vraag van John Crombez: “Daarom wordt in de voormelde ontwerptekst de voorkeurpositie nog versterkt: ‘slechts om uitzonderlijke redenen omschreven in de beschikking van de rechter (…) zal een professionele bewindvoerder kunnen worden aangesteld’ ((DOC 55 00040C).
Niets daarvan in de nieuwe wettekst zelf. Geen letter.
De opleidingsindustrie van magistraten en advocaat-bewindvoerders: zelfbediening.
Ten vierde voorziet de wet nu dat de vrederechter de familiaal bewindvoerder kan verplichten om een bijscholing te volgen.
Nergens zijn de voorwaarden (laat staan de gevolgen!) voor die eis tot ‘bijscholing’ omschreven, zodat het dus ook een afschrikkingstactiek kan worden, want dat soort ontmoediging bestaat nu al.
Ook mooi meegenomen: een aantal vrederechters en plaatsvervangende vrederechters en bevriende bewindvoerders bieden dergelijke (dure) opleidingen graag aan, en kunnen die dus nu verplichten. Dat betekent een evident gevaar voor belangenvermenging, dat in andere sectoren zou worden afgebrand als ‘not done’, maar merkwaardig genoeg, binnen het ‘neutrale voorbeelddepartement’ justitie niet.
Als het u kan geruststellen: wie als niet-jurist als ‘familiaal bewindvoerder’ aangesteld wordt ‘mits opleiding’ en dan ‘buist’, wordt misschien vervangen door de advocaat, als betaald bewindvoerder, die die opleiding ook al mits betaling gaf.
De opleidingsindustrie heeft alvast een nieuw elan gevonden: niet alleen de postbode, maar ook de kassa rinkelt straks twee keer.
Ons kent ons.
Ten vijfde, worden we met een kluitje in het riet gestuurd over die belangenverstrengeling tussen vrederechters en hun plaatsvervangers (advocaten) – onophoudelijk door de HRJ sinds 2006 aangeklaagd, en zelfs door de Raad van Europa, in een GRECO-rapport over België (Group of States Against Corruption).
Zo zullen die plaatsvervangende vrederechters die tegelijk ook werken als bewindvoerder vanaf 1 september 2025 inderdaad als rechter geen procedures omtrent bewindvoering meer mogen behandelen (en dus niet meer zoals nu, andere advocaten aanstellen als bewindvoerder). Maar wat de HRJ en GRECO aanklagen, is veel ruimer: de (overigens terechte terechte) vertrouwensband tussen titularis-vrederechter en diens advocaat – plaatsvervanger, wat meteen ook het gevaar van vooringenomenheid impliceert.
Typisch voor justitie: metten en toch niet weten.
Ten zesde, en tot slot, moest ook minister Van Quickenborne, een voorbeeldige fan van digitalisering van justitie, ook op zijn beurt tot schade en schande erkennen dat hij omtrent bewindvoering over geen exacte cijfers beschikt, en alleszins nog steeds niet over dat stokoude probleem van overdadige aanstellingen van advocaten als bewindvoerder.
Net zoals de HRJ ook al in haar audit van 2019 hallucinante toestanden aantrof. Slechts 13 van de 26 bezochte kantons vredegerechten konden (of wilden?) een exacte verhouding bezorgen tussen het aantal professionele en familiale bewindvoeringsdossiers. Slechts in 1 kanton waren er licht meer familiale bewindvoerders (54%) aangesteld. In alle andere was er een (grote) meerderheid professionele bewindvoerders, in één geval oplopend tot 98% van de aanstellingen.
Maar zou het kunnen dat zelfs de HRJ bedot werd?
Wie steekproeven probeert via het Belgisch Staatsblad, wordt al jaren door een wel heel opmerkelijke publicatietechniek – om de term ‘fraude’ niet te gebruiken - om de tuin geleid. In bepaalde vredegerechten wordt de aanstelling van een advocaat gepubliceerd zonder de obligate vermelding van termen als ‘advocaat’ of ‘meester’ en ‘kantoorhoudende te..’. Je moet de lokale ‘frequent flyers’ wel goed kennen, of alle zogenaamd ‘familiale’ bewindvoerders ingoogelen, om te checken of die mevrouw/meneer inderdaad wel een familielid betreft, en geen advocaat.
Zo wees een steekproef van oktober 2023 (naar aanleiding van problemen in een WZC) dat over heel dat jaar op het adres van dat WZC dertien bewindvoeringen gepubliceerd waren in het Belgisch Staatsblad. In alle dertien gevallen werd een advocaat-bewindvoerder aangesteld, maar in slechts vijf van de dertien gevallen werd de professionele terminologie ‘kantoor’ vermeld. In de meerderheid van de gevallen (8 op 13) werd de term ‘wonende te /gedomicilieerd’ (zonder vermelding ‘advocaat’) vermeld, alsof het familiale bewindvoeringen waren.
En het ging dan nog om een kanton dat de HRJ in haar audit geprezen had voor haar ‘good practices’.
Om te eindigen met de vraag die ik tot slot al in De Juristenkrant van 27 november 2023 stelde: ‘Recht is ‘gestolde politiek, doordrenkt van uiteenlopende belangen. Wie beschermt de ‘beschermde personen’ tegen sommige beschermers? ‘
Hoog tijd om de Echternacht processie weer vooruit te krijgen.
En van achteruit naar vooruit schakelen op de berg die Justitie heet, gaat altijd moeizaam.
#leestip tot slot : op 21 maart verschijnt bij de uitgeverij Gompel&Scavina het bundel ‘Recht op grijs. Bouwen aan ouderenbeleid’ waarin jullie #justitiewatcher een nieuwe bijdrage over bewindvoering levert.
En ondertussen hierna met dit kaartje hiernaast, ook nog maar eens m’n allerbeste wensen voor 2024, want dit wordt een uitermate boeiend jaar, en een stevige test voor onze democratie...
Zo dankbaar voor wat 2023 me bracht, tussen ‘brandende zorgen’ in !
de wetgever van echternach
26 januari 2024
Het project ‘Grijs aan zet’ komt in de herfst van mijn eigen leven. Het is nu niet alleen maar de jurist die nog spreekt, maar de - nog fitte - senior die zelf zo lang mogelijk grip wil houden, met de mountainbike maar ook met een voorzorgvolmacht.
Voor bestelling van dit boek, (174 p., 25 euro) met zoveel mooie getuigenissen en juridische duiding, klik hier !