Questioning Justice
Questioning Justice
2015/16
Het Nieuwsblad bracht op gisteren, vrijdag 27 mei opmerkelijk nieuws: twee Brugse vrederechters werden gedagvaard voor het Gentse Hof van Beroep voor ‘knevelarij’ in verband met verplaatsingskosten (link HN hier).
Het gaat om J.L. , de vorige vrederechter van het eerste kanton Brugge en zijn opvolger T.B.
Het parket-generaal aanziet de verplaatsingskosten die ze tot €800 per maand opstreken blijkbaar als een soort spookverplaatsingen: in termen van kostprijs niet reëel of alleszins niet volgens het boekje.
Opmerkelijk: J.L. was vrederechter van 1989 tot 2013. Bij zijn inrustestelling aan 67 jaar werd hij - op zijn verzoek - herbenoemd als plaatsvervangend vrederechter, en kon hij tot zijn 70ste verder werken. Zo verving J.L. in die hoedanigheid een tijdlang ook de ondertussen bijna twee en een half jaar lang geschorste vrederechter van het tweede kanton Oostende, G.D.P. Over dat laatste dossier schreef ik op 24 01 2014: “de windmolens van justitie draaien langzaam’ (hier de link naar opinie op Knack.be )
In zijn afscheidsinterview kondigde J.L. aan zijn bevriende opvolger T.B. “met raad en daad bij te staan” (link HN 27 04 2013 hier).
Tot een drietal jaar geleden was T.B. substituut-procureur des Konings te Brugge.
Zeven korte, punctuele opmerkingen om de problematiek te duiden.
Eén: het vermoeden van onschuld.
Vervolging van magistraten is extreem uitzonderlijk. Het initiatief van het parket-generaal betekent dat er ernstige bezwaren zijn, maar het is aan het hof van beroep om over schuld of onschuld te oordelen.
Het vermoeden van onschuld moet evident gerespecteerd worden.
“Aan het vermoeden van onschuld herinneren is nooit overbodig”, schreef ik al op 10 04 2013 op Knack.be (link hier) in verband met de ‘trage rechter’ in Veurne, die uiteindelijk volledig vrijgesproken werd.
Twee: het vermoeden van steun.
In diezelfde column stelde ik de reactie van de toenmalige voorzitter van de Veurnse rechtbank van eerste aanleg (ondertussen benoemd tot vrederechter van het eerste kanton Oostende) in vraag: die had stante pede pers, personeel en balie verzameld om krachtig te laten weten dat zij “fier achter iedere rechter van haar rechtbank staat”.
Dat leek me toen toch problematisch: een rechtbankvoorzitter moest het inderdaad tot haar plicht rekenen het 'vermoeden van onschuld' te verdedigen maar de vraag was of zij ook voor het strafdossier van haar rechters in de bres moest springen. Maakt ze met haar 'vermoeden van steun' geen statement over het onderzoek en over zichzelf – zo vroeg ik me af.
Die voorzitter was tegenover haar onderzoeksrechter in de stokoude piramide van justitie immers niet alleen letterlijk diens semi-militaire 'korpschef'. Daarenboven was zij ook zijn tuchtoverste in eerste lijn. Zij kon ook de Nationale Tuchtraad alerteren.
Daarenboven kent ieder korps van magistraten de driejaarlijkse "evaluatie", ook al telkens enkel door de intieme kring van collega's uitgevoerd binnen de eigen rechtbank.
Allemaal motieven voor een onpartijdig korpschef om professioneel terughoudend om te springen met wat als ‘partij kiezen’ zou kunnen begrepen worden – vond ik toen.
Drie: een academische discussie ?
De korpschef van de West-Vlaamse vrederechters pakt het iets voorzichtiger aan dan de toenmalige Veurnse rechtbankvoorzitter.
Door Het Nieuwsblad om een reactie gevraagd deelde korpschef Rapsaet (tot midden 2014 vrederechter van het kanton Waregem, en voorheen onderzoeksrechter) mee: “Fraude zou ik het niet noemen. Het gaat vooral over de manier waarop die verplaatsingskosten berekend worden. Het parket-generaal heeft daar blijkbaar een heel andere visie op dan een deel van de vrederechters. We zullen zien hoe het hof van beroep daar nu over oordeelt’.
Die sceptische kijk op het onderzoek verklaart dat vrederechter T.B. niet geschorst werd tijdens het onderzoek dat al sinds november 2014 duurt (link HLN hier), noch nu, sinds de dagvaarding.
Zo te lezen gaat het blijkbaar – althans volgens de korpschef - om een academische juridische discussie over hoe verplaatsingskosten vergoed worden.
Dat laatste zou wel een optimistische visie kunnen zijn.
Vier: hoe zit het nu echt met die verplaatsingskosten ?
Korpschef Rapsaet lijkt – ook als vroeger vrederechter - alvast niet enthousiast over de ‘visie’ van het parket-generaal. De verklaart wellicht ook dat hij zélf niet ingegrepen heeft.
De vrederechters hebben omtrent die verplaatsingskosten evenmin onderling eenduidige afspraken gemaakt: ook over dat aspect van bewindvoering blijft iedereen kamperen op het eigen eilandje, zonder de minste transparantie naar het publiek van (braaf betalende) rechtzoekenden toe..
De discussie omtrent de berekening van de verplaatsingskosten duurt al een hele tijd. Het is een kwestie van recht, van praktische aanpak, en van fatsoen. Daarbij is het de vraag of het ook ergens elders zo op de financiële spits gedreven werd als in het eerste kanton Brugge. Werd dat nog steeds niet in kaart gebracht ?
Al in mijn eerste boek over bewindvoering ‘Kwetsbaren in het recht’ (UGA 2012, 235, p. 57-58) waarschuwde ik voor het gevaar van ‘verrijking zonder oorzaak’. U vindt een overzicht van die problematiek in wet en praktijk opnieuw in mijn handboek ‘Kwetsbaren in het nieuwe recht’ (INNI, 2014, 411, p. 121 – 122 – link hier). Aan die alarmbel trekken leverde me niet alleen vrienden op.
Vijf: ‘knevelarij’ als tenlastelegging.
Met de rare term ‘knevelarij’ bedoelt art. 243 Strafwetboek het misdrijf waarbij iemand die een ‘openbaar ambt’ uitoefent, bevel geeft om gelden te innen “wetende dat zij niet verschuldigd zijn of het verschuldigde te boven gaan”.
De wettelijk mogelijke bestraffing bestaat uit een gevangenisstraf van minimum 6 maand tot 5 jaar, en (!) een facultatieve ontzetting van het recht om openbare ambten te vervullen.
Dat laatste kan dus - in het slechtste geval - zeer verstrekkende gevolgen hebben voor een magistraat.
Zes: de procedure van ‘voorrecht van rechtsmacht’.
Nog steeds is voor Belgische magistraten een uitzonderingsregime voorzien: de zaak wordt op vraag van het parket-generaal meteen door het hof ven beroep behandeld. De nadelen van dat systeem bleken bijzonder pijnlijk in de zaak Jonathan Jacob (lees daarover mijn analyse voor Knack.be van 25 08 2014 – link hier).
Al langer pleit ik voor een hervorming ervan naar bv. Frans model, waarbij op magistraten de gewone strafprocedure van toepassing is, met dien verstande dat magistraten gedagvaard en beoordeeld worden buiten het eigen rechtsgebied: de zgn. ‘délocalisation’.
Je vindt dat idee herhaald als punt 9 van mijn 10 voorstellen voor Justitie, in de Knack-reeks over de inzet van de verkiezingen van 25 mei 2014 (link hier naar opinie Knack.be 07 05 2015). Mijn commentaar op het (onvoldoende) hervormingsvoorstel van de Hoge Raad voor de Justitie las je in De Juristenkrant van 29 04 2014 (link hier).
In de procedure van ‘voorrecht van rechtsmacht’ speelt het parket-generaal zowel de rol van openbaar ministerie als van raadkamer/kamer van inbeschuldigingstelling wat een funeste ‘mélange des genres’ is. De rol van een parketmagistraat bestaat er immers in te vervolgen (wat géén neutrale houding is) terwijl de raadkamer een onpartijdig rechter betreft.
Er zijn dan ook méér fundamentele bedenkingen te plaatsen bij deze achterhaalde procedure dan alleen maar het feit dat vervolgde rechters in dat kader over geen recht op hoger beroep beschikken.
Tot slot wringt het ook dat de praktijk al decennia lang een publiek geheim was terwijl volgens art. 399. Ger.W. uitgerekend het parket-generaal en het parket van de procureur des Konings (binnen welk kader T.B. voorheen in Brugge carrière maakte) “waken over de regelmatige uitoefening van de dienst en de uitvoering van de wetten en verordeningen in de rechtbank”.
Misschien moet het parket-generaal nog eens grasduinen in oude dossiers over bewindvoering die het vroeger zelf klasseerde. Niet zo lang geleden vonniste de rechtbank van eerste aanleg te Brugge nog de louter burgerlijke kant van een van die ‘erfenissen uit het verleden’.
Het zevende en belangrijkste punt: de ondermijning van de kersverse wet op de bewindvoering.
Met de inwerkingtreding van de nieuwe wet bewindvoering (op 1 september 2014) waren de verwachtingen hooggespannen aan de kant van kwetsbare mensen en hun families.
De wetgever had immers de uitgesproken bedoeling de juridische onbekwaamheid slechts subsidiair en proportioneel toe te passen via ‘maatwerk’ en bij voorkeur familiale bewindvoerders aan te stellen.
De kerntaak van die menselijke zorg-justitie werd daarom opnieuw toevertrouwd aan de nabijheidsrechter bij uitstek: de vrederechter.
Heel wat vrederechters en medewerkers op griffies hebben zich daarvoor ingespannen. Toch doken ook veel klachten op.
Op 31 07 2015 publiceerde ik voor Knack.be daarvan drie typerende cases, waarvan ook een in Brugge (link hier).
Uit die breed gedragen bezorgdheid voor de kwetsbaarsten onder ons groeide het initiatief voor de zgn ‘Driekoningenbrief’. Op 6 januari 2016 verstuurde een samenwerkingsverband van tientallen landelijke organisaties uit de zorgsector die ‘Open Brief’ (link hier) aan de Vlaamse vrederechters, de parketten, de Hoge Raad voor de Justitie en de minister van Justitie.
Ondertussen zijn er ook al juridische resultaten. Nog op 5 mei jl. vond u op deze Law Blog het baanbrekend drieluik van een vonnis in beroep, bekomen door meester Jos Vander Velpen, voorzitter van de Liga voor Mensenrechten (link naar samenvatting vonnis op Law Blog hier).
Die opvallende hervorming van een vonnis van het vredegerecht eerste kanton Brugge leest als een belangrijke opsteker voor wie die de belangen van familieleden juridisch correct wil laten behartigen volgens letter & geest van de nieuwe wet.
Evenwel illustreert het ook pijnlijk de tekorten in een – zelfs maar juridisch correcte – aanpak door sommige vrederechters.
Het proces van de vroegere en huidige vrederechter van het eerste kanton Brugge zal dan ook méér zijn dan een toets van de strafwet aan de hand van de vraag hoeveel verplaatsingen op één namiddag werkelijk uitgevoerd werden en hoe die aangerekend mochten worden.
De meer prangende vraag die niét in geld uit te drukken is, zal die zijn naar de kwaliteit van de juridische zorgverstrekking die daarbij zou verleend zijn – of niet.
spookverplaatsingen ?
28 mei 2016
Het proces van de vroegere en huidige vrederechter van het eerste kanton Brugge zal dan ook méér zijn dan een toets van de strafwet : de vraag naar de kwaliteit van de juridische zorgverstrekking die bij die verplaatsingen zou verleend zijn – of niet.