Questioning Justice
Questioning Justice
2016-17
Op deze blogpagina vindt u het derde deel van het derde hoofdstuk van m’n openingscollege politicologie in de faculteit rechten op 15 2 2017 op uitnodiging van professor Carl Devos en enkele van de slides.
In het vorige deel presenteerde ik de kersverse Gentse case van Franz K.
Zo’n divergentie in de rechtspraak is onbegrijpelijk. Ik geef dan ook twee tips om er wat uit te geraken: de ene, de lege lata, cassatie in het belang van de wet (art. 612 Ger.W.) en de andere, de lege ferenda, de Angelsakische figuur van de Amicus Curiae .
(1) De lege lata: Cassatie in het belang van de wet.
Art. 612 Ger.W. is helemaal in onbruik geraakt maar moet dringend van onder het stof gehaald. Het voorziet de bevoegdheid van het Hof van Cassatie om te trancheren over “beslissingen in laatste aanleg die strijdig zijn met de wetten of procesvormen, voornamelijk wanneer uit die beslissingen een blijvend verschil van interpretatie omtrent een rechtspunt blijkt”.
Wat gebeurt er dan ? Op het eerste gezicht niet veel, zegt art. 1090 Ger.W. :”Het Hof (van Cassatie) vernietigt (die) beslissingen, evenwel met dien verstande dat de partijen die vernietiging niet kunnen doen gelden om zich te onttrekken aan de beschikkingen van de vernietigde beslissing”.
Blijft alles dan toch bij het oude ? Voor die partijen wel, maar niet voor de rechtspraak, en dus voor de toekomstige partijen in het zelfde soort juridisch dispuut. Die juridische techniek vervangt dus een beetje het Angelsaksisch equivalent van het ‘precedent’ dat wij niet kennen, en waardoor volgens Paul Dauw “de rechtseenheid en rationaliteit van het systeem (van onze rechtspraak) schraler en brozer” wordt (zie daarover Blog JustWatch 10 05 2016 met verwijzing naar Paul Dauw, ‘Wondertools voor de wetgever’, NjW 12 11 2015, 718-741 - link naar Legal World).
In die procedure worden partijen inderdaad niet gehoord, maar het voordeel is wel dat dat dit kan dienen “om dubieuze punten bij nieuwe rechtsvorming snel op te lossen, zodat rechtzoekenden niet behoeven te wachten totdat één hunner bereid wordt gevonden om een rechtspunt van soms gering financieel belang (aan het Hof van Cassatie) voor te leggen” (Dauw citeert in zijn stuk terecht het pleidooi van de Nederlandse auteurs E. Korthals Altes en H.A. Groen).
Paul Dauw besluit dan ook tot de fenomenale meerwaarde: “Door dubieuze of verkeerde rechtsopvattingen onmiddellijk door het hoogste rechtscollege te laten wegwerken of te laten uitklaren, wordt voorkomen dat tijd, energie en geldelijke middelen worden besteed door echtzoekende, advocaten, rechters en magistraten van het openbaar ministerie in gelijkaardige aangelegenheden. De kracht van de tool is exponentiëel: doordat de rechtsvraag is uitgeklaard, worden litiges voorkomen (...)”.
Zou het binnen een wellicht ruime, maar welbegrepen interpretatie van het ‘positief injunctierecht’ ondenkbaar zijn dat de minister van Justitie dit initiatief zou laten nemen door de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie ? Ik durf te denken van niet, nu art. 1091 Ger.W. een ‘voorziening in het belang van de wet’ vermeldt: ‘wie kan daar tegen zijn’ is niet àltijd een populistisch argument...
(2) De lege ferenda: Amicus Curiae:
Letterlijk ‘een vriend van de rechtbank’ is een natuurlijke of rechtspersoon die zijn opinie en kennis in een zaak mag voorbrengen.
Deze ‘deelname’ aan de discussie – van Romeinse oorsprong – is traditioneel verankerd in Common Law landen, maar heeft zich uitgebreid tot Latijns Amerika, maar ook een aantal Civil Law landen in Latijns Amerika, ook Israel, Polen en zelfs in Frankrijk, althans op het niveau van de Conseil d’Etat en het Hof van Cassatie (Steven Kochevar, ‘’Amici Curiae in Civil Law Jurisdictions’, The Yale Law Journal 2013, 1653-1669 - link hier).
In de procedures tegen president Trump’ ‘Muslim Ban’ stuurden zelfs bedrijven een ‘friend-of-the-court brief’ in (link hier naar een lijst van 97).
Het EHRM is heel soepel in het toelaten van tussenkomsten van mensenrechtenorganisaties, verenigingen, zelfs bv. de orde van advocaten van een bepaald land (Paul Harvey, ‘Third Party Interventions before the ECtHR : A Rough Guide, Strasbourg Observers 24 02 2015 - link hier).
De regel is dat daarbij geen standpunt wordt ingenomen over de feiten of de verdienste van de zaak zelf. Het is de rechtbank die wordt bijgestaan met een vorm van advies, bedenkingen en suggesties en niet de eiser in de zaak persoonlijk.
De amicus curiae heeft soms een eigen belang bij de rechtspraak die zich staat te ontwikkelen in de lopende procedure, maar is geen partij in de zaak zelf. De amicus curiae kan wel juridische argumenten aandragen die in de kaart spelen van een partij die niet bijgestaan wordt door een advocaat.
Naar Belgisch recht heeft de amicus curiae dus geen ‘dadelijk en verkregen belang’ (art. 17 - 18 Ger.W.). Het betreft overigens ook geen ‘vrijwillige tussenkomst’ , zelfs niet tot tegenstelbaarheid van het tussen te komen vonnis (art. 811 ev. Ger.W.).
De amicus curiae komt overigens niet tussen maar neemt deel aan een stuk van het juridisch debat met de bedoeling daar een principiële juridische waarde aan toe te voegen, soms zelfs om research op zich te nemen.
In zaken als GAS is het denkbaar dat de Liga voor Mensenrechten, de Kinderrechtencommissaris, het Gelijkekansencentrum UNIA, of een vakbond als amicus curiae de rechtbank zou attenderen op het principieel belang van bepaalde rechtsvragen en zijn expertise in de materie aanreiken.
Dat kan leiden tot een meer doordachte en kwalitatieve rechtspraak die ook via de gewone media sneller zou doorstromen zowel in juridische als niet juridische kringen en dus ook tot meer rechtzekerheid zou leiden.
* * *
Als justitie vertrouwen wil herwinnen moet het van zijn imago van ‘goktent’ afraken.
Ik denk dat het in dit openingscollege van verleden jaar was dat Koen Geens ‘opbiechtte’ dat als cliënten hem een pronostiek over hun zaak vroegen, hij altijd ‘fifty/fifty’ antwoordde.
Dat kan veel verklaringen hebben. Een slechte advocaat in dat geval zeker niet. Een slechte zaak misschien. Een onduidelijke wettekst, frequent. Maar ook een rechter met onvoorspelbare rechtspraak.
Uiteraard is er veel ten goede veranderd sinds ik afscheid nam van mijn advocatentoga (een handige kleermaker recycleerde hem in rechterstoga) maar ik zal nooit de commentaar van mijn tegenstrever vergeten na mijn laatste pleidooi als advocaat, in april 1987.
Ik had gepleit tegen ‘Nonkel Henri’ in een pachtzaak. Ik, die niets van pacht kende, was te rade gegaan in het handboek dat Nonkel Henri daarover geschreven had. Na de pleidooien vroeg ik hem ‘onder ons’ dat hij toch wist dat hij het omgekeerde verdedigde van wat in zijn onovertroffen handboek te lezen was. “Natuurlijk” was zijn schaterend antwoord, “maar hier weet je nooit, het is zoals de lotto” (zie daarover mijn blog van 25 10 2010 ‘Le juge et le Lotto’ ).
Nederlands onderzoek bevestigt alvast dat advocaten het vonnis slechter voorspellen dan dokters een diagnose doen, weervoorspellers regen voorzien en – jawel – studenten hun eigen examenresultaten (bijdrage Marijke Malch in ‘Reizen met mijn rechter, psychologie van het recht’, Peter J. van Koppen ed. Kluwer 2010, 1300, 850) .
* * *
Die rechtsonzekerheid heeft een tol in het vertrouwen van de burger. Het is opmerkelijk dat wanneer media een peiling naar dat vertrouwen doen, het vertrouwen in justitie maar net boven dat in banken en politici uitkomt en onder het vertrouwen in de pers. Even opmerkelijk dat wanneer de HRJ zo’n peiling doet, het vertrouwen in de pers onder dat in justitie duikelt.
* * *
Justitie heeft vooral veel vertrouwen in zichzelf. Volgens een recent onderzoek van de KULeuven en Kluwer ( gepubliceerd in De Juristenkrant 15 09 2016 - link hier), vindt meer dan 95% van alle rechters dat hij/zij iedereen gelijk – zeg maar rechtvaardig – behandelt.
Die mening wordt maar gedeeld door 6 op de 10 advocaten. Vraag het aan mensen die met justitie te maken kregen, dan hou je nog 33% over... De titel in De Juristenkrant luidde dan ook ‘Vertrouwen van de burger in justitie zakt weg’.
* * *
Is die problematische kwaliteit van justitie enkel een kwestie van budget ? Alleszins niet. Professor Benoit Allemeersch (‘Geen(s’) sinecure’, R.W. 2014-15, 842) vergeleek in de Europese budgetten appels met appels: Ierland voegt de politie bij de kosten van justitie en Finland de kosten van verkiezingen, terwijl België de budgetten van het Grondwettelijk Hof, de Raad van State en o.a. de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen niet meetelt.
Mits die verrekening stelde professor Allemeersch vast dat België qua budget voor justitie (per inwoner) in een gezonde middenmoot zit met €75/inwoner/jaar, identiek aan Zweden, en tussen Nederland (€95) en Italië (€73), en ruim boven Frankrijk (54). De beschikbare mensen en middelen worden dus vooral slecht verdeeld en inefficiënt aangewend.
(IN EEN VOLGENDE BLOG MEER)
POST SCRIPTUM.
Onder het pas gepubliceerde vonnis van de rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent van 27 mei 2016 formuleert Tijl De Jaeger in het NjW van 01 02 2017 (p. 82-83) terecht een uitvoerige kritische noot (link Legal World hier).
In dat vonnis weerde de rechter een handgeschreven ‘antwoord’ van een burger op een conclusie van een advocaat als “niet beantwoordend aan de vormregels van art. 744, eerste lid Ger.W.” en meende de rechter “niet te moeten antwoorden op de middelen die niet op een correcte wijze zijn voorgedragen”.
Tijl De Jaegher stelt vast dat deze conclusie inderdaad niet de vierdelige structuur hanteert, maar “wel duidelijk geformuleerd is en een helder beschikkend gedeelte bevat”. Hij besluit - mijns inziens terecht - dat de weigering van de rechter moeilijk verzoenbaar is met art. 6 EVRM”.
In die zin heeft dit vonnis van de Gentse rechtbank van koophandel veel gemeen met het GAS-vonnis van de Gentse politierechtbank van 24 01 2017 dat ik in deel 4 van het college besprak.
Laat ik er dit aan toevoegen.
De rechter vergist zich ook puur technisch: ratio temporis past zij een onbestaande rechtsregel toe - het toppunt van Kafka.
Immers, Art. 744 Ger.W. is niet inwerking getreden op de voorziene datum van 1 november 2015 nu de wetgever vergeten was dat artikel 744 Gerechtelijk Wetboek reeds gewijzigd was op 10 juni 2006 waarbij deze wijziging in voege zou treden ten laatste op 1 januari 2017 en waarbij de Potpourri I-wetgever vergeten was de wet van 10 juni 2006 op te heffen.
De wetgever heeft dit gerepareerd door opheffing van de Phenix-wetten, met inbegrip van art. 27 van de wet van 10 07 2006.
Evenwel gebeurde dit pas bij art. 176 van de wet van 25 12 2016 (wet diverse bepalingen inzake justitie) dat in werking trad op 31 12 2016.
Het geannoteerde vonnis van 27 05 2016 mocht zich dan ook niet op deze versie van art. 744 Ger.W. beroepen.
Cassatie in het belang van de wet ? Quod erat demonstrandum....
openingscollege carl devos (5)
25 februari 2017
“In de procedures tegen president Trump’ ‘Muslim Ban’ stuurden zelfs bedrijven een ‘friend-of-the-court brief’ in.”
M’n op 30 november 2016 bij
Uitgeverij EPO verschenen boek
‘De kracht van rechtvaardigheid’
is in alle boekhandels te verkrijgen
Voor de eerste commentaren
Voor de reactie van de Leuvense
professoren als respondent bij de
boekvoorstelling van 13 12 2016, klik