Questioning Justice
Questioning Justice
2017/18
In de vorige Law Blog van 31 01 2018 waarschuwde uw #justitiefluisteraar al voor lastgevingen met een constructiefout.
Echter kunnen correct opgestelde lastgevingen ook nodeloos in woelig juridisch vaarwater terecht komen. Daarover deze tip.
Vooreerst verwijs ik daarover graag naar de toelichting in ‘Kwetsbaren in het nieuwe recht’ het cahier voor niet-juristen (p. 27-28) en het juridisch handboek (p. 48 - 56).
Het is een understatement dat veel vrederechters de buitengerechtelijke bescherming met wantrouwen bekijken, zelfs wanneer die notarieel verleden zijn en er over de wilsgeschiktheid van de lastgever in principe geen discussie kan bestaan. Het openvallen van een nalatenschap (bv. van de echtgenote van de lastgever, die als erfgerechtigden ook de kinderen nalaat, die lasthebbers zijn) is geen afdoende motief om de lastgeving niet verder te laten uitvoeren: hoogstens kan overwogen worden om voor bepaalde operaties een ‘lasthebber ad hoc’ aan te stellen ( art. 490/2 §1 lid 4 BW).
Het is niettemin niet zonder risico de vrederechter onnodig te contacteren met wat ik de ‘dienstbelprocedure’ (art. 490/1, §2, lid 1BW) heet (i.t.t. de ‘alarmbelprocedure’ van art 490/2, §2 lid 1 BW).
In het juridisch handboek ‘Kwetsbaren in het nieuwe recht’ benadruk ik dan ook: “De ‘dienstbelprocedure’ is dus een uitzonderingsprocedure, die ook nuttig kan zijn wanneer de lasthebber met een blokkeringssituatie geconfronteerd wordt. De wetgever heeft deze mogelijkheid ingevoerd “om rechtszekerheid te creëren m.b.t. het tijdstip waarop de buitengerechtelijke bescherming aanvat”77.
Die vindt dan zijn oorzaak niet in enig intern conflict (bv. tussen lastheb- ber en lastgever) maar in de weigerachtige houding van derden (bv. een aangesproken notaris, bank of administratie) – weze het eventueel ten onrechte en in weerwil van de wettelijke bepalingen.
Artikel 490/1, § 1, lid 1 BW voorziet vooreerst uitdrukkelijk dat de buiten- gerechtelijke bescherming niet automatisch een einde neemt wanneer de lastgever niet meer wilsbekwaam wordt of verkwist.
(...)
Het optreden van de vrederechter is op dat kantelmoment dus facultatief en geenszins verplicht. Het is geenszins de bedoeling dat de vrederechter systematisch aangesproken wordt voor dergelijk bevel tot uitvoering van de – immers ‘buitengerechtelijke’ bescherming.”
Dat is ook de opinie van o.a. S. Mosselmans: “Vrederechterlijke tussenkomst is derhalve niet vereist opdat de buitengerechtelijke bescherming zou aanvangen. (...) De wetgever beoogt hiermee een geruisloze ingang van de buitengerechtelijke bescherming of overgang van de gemeenrechtelijke lastgeving naar de buitengerechtelijke bescherming” (bijdrage in T. Fam. 2014, 67).
Gelet op het risico van procedures die een nodeloos beroep op de vrederechter kunnen teweeg brengen, moet dan ook gewaarschuwd worden voor de fundamenteel onjuiste stelling van de korpschef van de Oost-Vlaamse vrederechters, Kristiaan Rotthier (In Not. Fisc. M. 2013, 188):
“ Ingeval er een lasthebber optreedt zal de notaris de nodige waakzaamheid aan de dag moeten leggen. Vooreerst dient te worden nagegaan of de lastgeving beantwoordt aan de bepalingen van art. 490 BW. Vervolgens dient hij te contreoleren of de lastgeving werd geregistreerd.”
Tot zover is de toelichting correct.
Echter zou volgens K. Rotthier het onderzoek en de procedure verder moeten gaan: “Is de lastgever wilsonbekwaam, dan zal hij de lasthebber er op moeten wijzen dat deze de uitvoerbaarverklaring van de lastgeving moet vragen aan de vrederechter”.
Dat laatste is manifest onjuist - want fundamenteel strijdig met het principe van deze speciale buitengerechtelijke bescherming volgens art. 490/1 §1, lid 1BW. - en riskeert tot nodeloze procedures en discussies aanleiding te geven.
In volgende Law Blogs vindt u een overzicht van andere problemen in verband met ‘plaatsvertrouwing en (elders) ongepubliceerde rechtspraak over bewindvoering.
Welkom ondertussen op m’n lezingen bewindvoering en justitie (agenda hier).
Nog lastiger lastgevingen
11 februari 2018
Gelet op het risico van procedures die een nodeloos beroep op de vrederechter kunnen teweeg brengen, moet dan ook gewaarschuwd worden voor de fundamenteel onjuiste stelling van de korpschef van de Oost-Vlaamse vrederechters, Kristiaan Rotthier