Questioning Justice
Questioning Justice
2016-17
Op deze blogpagina vindt u het vierde hoofdstuk van m’n openingscollege politicologie in de faculteit rechten op 15 2 2017 op uitnodiging van professor Carl Devos en enkele van de slides: de Afkoopwet.
Het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel van art. 10 van onze Grondwet prijkt in Italië in alle zittingszalen op de plaats achter de rechters waar bij ons vroeger een kruisbeeld hing: ‘la legge e’ uguale per tutti’.
Tussen GAS en de Afkoopwet zijn er gelijkenissen: de echte beslissing gebeurt niet door een rechter. Er is ook een essentieel verschil: de ene kok kookt de kleine garnaal, de andere haalt de ‘vette vis’ weer van de haak.
* * *
Voor een kleine winkeldiefstal – of het wegritsen van een vervallen donut uit de afvalcontainer van een supermarkt – wordt de Afkoopwet niet ingezet: daar is de klassieke penale rechtsgang vaak nog goed voor.
De indruk van een beleid van ‘fort pour les faibles, faible pour les forts’ is dan ook niet te ontkomen.
* * *
Die diagnose maakte toenmalig opiniërend hoofdredacteur Yves Desmet in De Morgen van 12 januari 2012. De woorden ‘klassenjustitie’ en ‘achterkamerpolitiek’ kostten hem zowaar een veroordeling tot een symbolische euro schadevergoeding aan de echtgenote van toenmalig procureur-generaal Yves Liégeois.
In hoger beroep werd die veroordeling op 15 april 2015 te niet gedaan, maar ook het hof van beroep nam die ‘opinie’ niet, want ze was “foutief uit het oogpunt van objectieve berichtgeving” – luidde het ook daar in een voor de journalistiek erg problematische motivering.
Of het standpunt van Yves Liégeois dat “de diamantoorlog een uitvinding is van een aantal mensen die in de pers werd overgenomen” (interview Knack 12 juli 2017) niet eerder bij de #alternativefacts kan geklasseerd worden is dan weer een andere vraag.
* * *
Vast staat dat de Afkoopwet ‘in vitro’ bevrucht werd in een geheim Antwerps laboratorium. Deelnemers waren leden van het Antwerps parket, vertegenwoordigers van Antwerp Diamond Center, van het VBO, de onderzoeksrechters en de ‘academische wereld’ – simultaan ook in de persoon van advocaten die van fraude verdachte diamantairs bijstonden.
De diamantsector stelde voor haar “indrukwekkende lobbymachine” voor het project in te zetten.
Het hele verhaal vindt u in mijn ‘Brief aan Koen Geens’ (p. 133 – 157 van het boek ‘De kracht van rechtvaardigheid’ - ook recent samengevat in mijn bijdrage voor De Gids (tijdschrift beweging.net) 2017/1 p. 3-7 onder de titel ‘2016 was het jaar van de afkoopwet, laat 2017 het jaar van de kracht van rechtvaardigheid worden’.
* * *
Hoe problematisch, erratisch en discriminerend de toepassing van de wet op het terrein was, bleek uit het zorgvuldig geheim gehouden evaluatierapport van 6 juni 2014 waarover ik voor Knack.be uitvoerig berichtte op 3 juni 2015 onder de titel ‘Willekeur bij toepassing afkoopwet is erger dan vermoed’.
Een aantal passages uit het rapport zijn ontstellend. Zo verklaart een parketmagistraat “Dat is natuurlijk en manier van aanpakken. Je marchandeert. Zoals met de solden, je slaat de prijs eerst een beetje op en dan doe je er wat van af en dan denkt iedereen dat ze winst gemaakt hebben” (p.98).
Afgaande op de p. 122 vermelde cijfers (22 miljoen euro) en de afkorting van het Brussels parket-generaal (BXL PG2) gaat het daar over de zaak Chodiev. Er was “echt sterke druk voor behandeling zonder de media”. Daarnaast maakt de magistraat zelf een bijzonder interessante bedenking: “we weten wel niet helemaal zeker of die betaling met ‘wit geld’ gebeurt, vooral omdat het om een dossier van ‘witwasgeld’ gaat”.
Het parket nam dus blijkbaar het risico om eventueel zwart geld te aanvaarden om een witwaszaak af te kopen. Dat lijkt in strijd met de normale regels inzake de witwasmelding die voor advocaten, notarissen en de ambtenaren van Financiën gelden bij de CFI, de Cel voor Financiële Informatieverwerking.
Nu had (ook) Chodiev wel alle belastingen betaald, maar de oorsprong van de fondsen waarmee dat gebeurde is wellicht onmogelijk na te gaan.
Al op 5 juni 2015 onthulde de Franse journalist Yann Philippin van Mediaparthoe in december 2011 vijf miljoen euro in een valies verzeuld werd vanuit de hotelkamer van Chodiev in Zurich via zijn Franse advocate Catherine Degoul.
Dat moment dateert uiteraard van ruim na de Belgische transactie en de daar aan voorafgaande betaling door Chodiev van zijn Belgische belastingen met een (kleine) boete, maar roept uiteraard vragen op in de lijn van wat op p. 122 van het evaluatierapport door het parket-generaal van Brussel zelf wat gegêneerd toegegeven wordt.
* * *
Eer aan wie eer toekomt. De Gentse strafpleiter Joris Van Cauter groef zich voor een cliënt in het Afkoopwet-dossier in en bekwam van de Gentse Kamer van Inbeschuldigingstelling dat die over de Afkoopwet een reeks prejudiciële vragen zou stellen aan het Grondwettelijk hof.
Zijn openingsrede voor de Vlaamse Conferentie van de Balie van Gent op 23 oktober 2015 over ‘Justice for sale’ leek wel een opwarmer voor zijn pleidooi voor het Grondwettelijk hof op 3 februari 2016.
Het verslag van die bij wijlen hilarische zitting waar ik de enige toehoorder (niet-advocaat) was, lees je in m’n boek ‘De kracht van rechtvaardigheid’ (p. 154).
Het arrest nr 83/2016 van 2 juni 2016 had ik na de pleidooien meteen voorspeld, en dat was niet eens moeilijk voor wie het ‘evaluatierapport’ gelezen heeft.
* * *
Het was daarna erg bevreemdend dat het Gentse parket-generaal wel victorie leek te kraaien naar aanleiding van de toepassing van dezelfde onveranderde Afkoopwet door de Gentse correctionele rechtbank op 26 oktober 2016 in de zaak ‘belangenvermenging’ van de Gentse ex-politicus G.S.
Volgens een – uiteraard in persoonlijke naam geschreven – artikel van advocaat-generaal (en ex-kabinetsadviseur van toenmalig vice-premier Vande Lanotte) Frank Schuermans in De Juristenkrant van 23 november 2016 heeft de correctionele rechtbank met dat vonnis de weg geopend voor een verdere grondwetsconforme toepassing van de wet. Hij besluit zijn stuk overigens met de hoop dat de “intellectueel oneerlijke en populistische term ‘afkoopwet’ ten grave wordt gedragen”.
* * *
In mijn repliek in De Juristenkrant van 11 januari 2017 (zoals al meteen in mijn blog van 14 november 2016) vind ik dat vonnis allerminst reden tot gejuich. Ik las in het vonnis immers enkel een algemene passe-partout-verwijzing naar “de motivering die het openbaar ministerie gaf op de zitting”.
Mijn besluit in De Juristenkrant luidde dan ook: “Voorafgaand aan het arrest van het Grondwettelijk Hof was de kritiek op de afkoopwet dat het parket op de stoel van de rechter ging zitten. We zien nu dat de rechtbank met de stoel van het parket genoegen neemt. Het is alsof een voetbalploeg eerste klasse zelf een degradatie naar tweede aanvraagt”.
* * *
Toen professor Johan Vande Lanotte een jaar geleden dit openingscollege voor minister Koen Geens inleidde, herinnerde ik de Gentse professor er aan dat niemand de positie van het openbaar ministerie accurater geduid had dan hijzelf. Tientallen keren heb ik immers al verwezen naar zijn antwoord van 26 januari 2012 op een parlementaire vraag van senator Bart Laeremans – overigens over de detachering naar het kabinet Vande Lanotte van de net geciteerde parketmagistraat Schuermans.
Terecht herinnerde de toenmalige vice-premier Vande Lanotte toen aan het “extreem duidelijke” artikel 40 van de Grondwet waaruit voortvloeit dat enkel rechters tot de derde macht behoren, terwijl parketmagistraten onder de uitvoerende macht ressorteren. Bijgevolg is het parket helemaal niet ‘onpartijdig’ – zelfs als art. 151 GW hun ‘onafhankelijkheid’ voorziet bij de “individuele opsporing en vervolging”.
Datzelfde artikel voorziet overigens ook het ‘positief injunctierecht’ van de minister van justitie dat die onafhankelijkheid meteen tempert.
Er kan dus geen twijfel over bestaan dat de toetsing die het Grondwettelijk Hof oplegt over het verval van strafvordering door de onpartijdige rechter niet aan het openbaar ministerie kan gedelegeerd worden.
Tegelijk zal bij de ‘(méér dan) reparatiewet’ moeten nagedacht worden over de eventueel meer beperkte rol die het openbaar ministerie nog kan en mag spelen bij dergelijke onderhandelingen, bij uitstek over fiscale materies.
Vertrouwelijkheid van onderhandelingen is moeilijk denkbaar met een partij die bekleed is met het openbaar gezag. Wanneer een belastingplichtige volledige openheid aanbiedt en een en ander in het kader van onderhandelingen opbiecht zonder zekerheid te hebben over de uitkomst van die besprekingen, zou het aangewezen zijn dat dit enkel met de fiscale administratie zelf zou gebeuren, buiten de aanwezigheid van een parketmagistraat.
In het kader van een besloten ‘dataroom’ -onderhandeling kan dan volledige openheid gecreëerd worden met de betrokken administratie die in de materie het meest gespecialiseerd is en het best kan oordelen over dat fiscale luik.
Op die manier vervalt het openbaar ministerie ook niet in een problematische positie rekening houdend met haar eigen ambtsverplichting om misdaden en wanbedrijven waarvan kennis genomen wordt in de uitoefening van het ambt, ook meteen ambtshalve te melden aan de bevoegde magistraat (art 29 wetboek van strafvordering).
Met andere woorden: in het kader van de fiscale onderhandelingen, verlaat het openbaar ministerie om zowel technische als deontologische redenen, beter de onderhandelingstafel ten voordele van de fiscus.
* * *
Ik veroorloof me ook een jaar later een wederwoord aan de minister van Justitie bij het vorige openingscollege.
Minister Koen Geens lag toen onder vuur in een brief van het College van Hoven en Rechtbanken dat vond dat de minister van zijn uitspraken over specifieke vonnissen het principe van de scheiding van de machten in gevaar bracht.
Dat ging toen over een vonnis van een Gentse rechter in een verkrachtingszaak, waartegen het openbaar ministerie hoger beroep had aangetekend en daarvoor al de discussie met voorzitter Hennart over de zaak Van Eycken.
Het is merkwaardig dat we in de afgelopen maanden van kritiek op “krankzinnige arresten” en “wereldvreemde rechters” geen gelijkaardige initiatieven vernamen van dat College – mogelijks omdat de daar geviseerde rechters ‘slechts’ administratieve rechtscolleges zijn.
Echter was het initiatief van het College toen ook volkomen onterecht, duidde ik op 06 02 2016 voor Knack.be . Er is inderdaad geen enkele reden waarom de minister van Justitie die over het positief injunctierecht beschikt, ook niet logischerwijze een gelijkaardige stap zou mogen (laten) zetten door het parket tot hoger beroep aan te zetten.
Die laatste stap is overigens in een lopende procedure minder ingrijpend dan de oorspronkelijke injunctie tot vervolging: ‘qui peut le plus, peut le moins’.
Maar ik kom terug op het citaat van de minister uit ‘L’esprit des Lois’ van Montesquieu, dat geruststellend bedoeld werd: “La partie publique veille pour ses citoyens: elle agit, et ils sont tranquilles”.
Met ‘la partie publique’ bedoelde Montesquieu uiteraard niet de onafhankelijke rechter als derde macht, maar het openbaar ministerie dat nog altijd bij de tweede macht hoort.
Bijzonder naar aanleiding van Kazakhgate zal de vraag gesteld worden of het parket wel altijd zijn rol zal gespeeld hebben.
Of het parket niet te veel dacht aan begrotingscijfers, de eigen budgetten.
Of er niet te veel koudwatervrees was tegenover kleppers van advocaten.
Of het niet te gretig meegegaan is in het vermijden van klassieke strafprocedures wanneer het om de machtigen der aarde gaat.
Terzelfdertijd krijgen we een hoopgevend voorbeeld aan de andere kant van de oceaan. Daar was het Noah Purcell, de Sollicitor General van de staat Washington die in Seattle de case aanbond tegen de MuslimBan uitgevaardigd door de 45ste president van de Verenigde Staten.
In de woorden van John F. Kennedy kunnen we die houding als een ‘Profile in Courage’ lauweren, een voorbeeld van moed: moed die alle magistraten moet inspireren.
(IN EEN VOLGENDE BLOG MEER)
Lees ondertussen
- de full text van mijn opinie over de Afkoopwet in het ‘Eerste Woord’ in De Gids, het opinietijdschrift van het ACW (Beweging.net) (full text via de link hier).
-m’n justitie-overzicht 2016 hier via Knack.be.
openingscollege carl devos (6)
26 februari 2017
“Er moet nagedacht worden over de meer beperkte rol die het openbaar ministerie nog kan en mag spelen bij dergelijke onderhandelingen, bij uitstek over fiscale materies. Vertrouwelijkheid van onderhandelingen is moeilijk denkbaar met een partij die bekleed is met het openbaar gezag.”
M’n op 30 november 2016 bij
Uitgeverij EPO verschenen boek
‘De kracht van rechtvaardigheid’
is in alle boekhandels te verkrijgen
Voor de eerste commentaren
Voor de reactie van de Leuvense
professoren als respondent bij de
boekvoorstelling van 13 12 2016, klik