Questioning Justice
Questioning Justice
2018/19
Zoals in de vorige Law Blog van 9 april benadrukt, betekent het voor familieleden van verlengd minderjarigen een juridisch niet gering risico voorafgaand aan 1 september aanstaande een zogenaamde kantelprocedure aan te vragen of zomaar op een uitnodiging van het vredegerecht daaromtrent in te gaan.
Immers was en blijft het de bedoeling van de wet dat ouders en voogden per 1 september 2019 ‘van rechtswege’ (dus ‘volautomatisch’) bewindvoerder over goederen en persoon van hun verlengd minderjarige kinderen of familieleden worden. Die algemene regel biedt tal van voordelen (o.a. familiale verankering van de bewindvoering door ‘opvolgingsverklaring’) geldt nog steeds, al wordt die regel massaal op zijn kop gezet door brieven van vredegerechten waarin – juridisch totaal ten onrechte – beweerd wordt dat die ‘kantelprocedure’ voorafgaand aan 1 september 2019 noodzakelijk zou zijn.
Over die overtollige en zelfs schadelijke procedure schreef ik voorheen al in De Juristenkrant van 11 11 2015 en ook in mijn rapport aan de Commissie Justitie van 13 11 2017 (zie p. 8-9 daarvan via de link hier ).
Het gevaar voor verlengd minderjarigen is echter vooral dat bij zo’n voorbarige kanteling (voorafgaand aan 1 9 van dit jaar 2019) minstens deels (voor de centen) een professionele bewindvoering komt, terwijl de normale wettelijke overgangsregeling inhoudt dat de ouders automatisch bewindvoerder goederen & persoon worden per 1 9 2019 EN (!) dan ook meteen een opvolgingsverklaring kunnen neerleggen om de familiale bewindvoering te verankeren.
Dat laatste kan niet meer in de mate dat er ondertussen toch al een advocaat zou zijn aangesteld: een ramp kan dit dan worden voor de familie en de betrokken ‘beschermde persoon’.
Dezelfde regel (en hetzelfde risico bij een voorbarige ‘kantelprocedure’) geldt overigens voor familiale bewindvoerders die al voor 1 september 2014 voor een familielid (die géén verlengd minderjarige was) aangesteld zijn als ‘voorlopige bewindvoerders’ (dus in het oude regime van de ‘voorlopige bewindvoering’, voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet van 17 maart 2013). Die ‘voorlopig bewindvoerders’ worden per 1 september 2019 eveneens ‘van rechtswege’ (dus ‘volautomatisch’) ‘bewindvoerder’ voor de goederen van de ‘beschermde persoon’, die ze vertegenwoordigen.
Je kan je afvragen waarom vrederechters – die constant over een te grote werkdruk en te weinig middelen klagen – dergelijke nodeloze procedures uitlokken.
Daar ga ik met een andere blog op in. Vandaag zoom ik even in op de vragen die me al langer voorgelegd worden over gegevensbescherming van verlengd minderjarigen.
Er lijkt immers wel een soort klopjacht aan de gang van bepaalde vredegerechten om verlengd minderjarigen op te sporen die nog niet onder de toepassing van de nieuwe wetgeving vallen.
Wanneer een ‘kantelprocedure’ voor die mensen ‘ambtshalve’ geactiveerd wordt, kan de vrederechter ‘vermijden’ dat de betrokken familieleden ‘van rechtswege’ bewindvoerder worden op 1 september aanstaande. Het is immers vrij eenvoudig nu nog snel voor 1 september 2019 aan juridisch niet geschoolde mensen de ‘troostprijs’ van ‘bewindvoerder voor de persoon’ van de verlengd minderjarige te promoten en een advocaat als bewindvoerder voor de goederen aan te stellen. Dat is eenvoudiger dan na 1 september die ‘van rechtswege’ familiale bewindvoerder voor de goederen plots te vervangen door een advocaat. Voor 1 september speelt vooral de overredingskracht en de autoriteit, om niet te zeggen de druk, die uitgaat van een rechter (ook wanneer hij daarbij eigenlijk de wettelijke prioriteit voor families schendt). Na 1 september liggen de verhoudingen in zekere zijn omgekeerd: minstens op menselijk vlak is een grotere druk mogelijk van familiaal bewindvoerder op de vrederechter: die moet een ‘afzetting’ van een familiaal bewindvoerder wel goed zien te motiveren en de betrokken families zullen het er vaak niet bij laten en dus in hoger beroep toch in ere hersteld worden als familiaal bewindvoerder.
Dat verklaart dat zorginstellingen en organisaties die zich inzetten voor mensen met een handicap blijkbaar gecontacteerd worden om gegevens aan het bevoegde vredegerecht door te spelen, teneinde nog snel voor 1 september 2019 zo’n ‘kantelprocedure’ mogelijk te maken.
Ook die instellingen en organisaties worden immers (volstrekt ten onrechte) wijs gemaakt dat die kantelprocedure noodzakelijk of nuttig zou zijn.
VRAGEN VAN ZORGINSTELLINGEN EN ORGANISATIES
De vragen die jullie #justitiefluisteraar naar aanleiding daarvan ontving zijn deze hierna:
- Zijn de organisaties verplicht om de namen door te geven van hun gebruikers die onder het beschermingsstatuut van verlengd minderjarigheid zijn geplaatst?
- Is dit voorzien in de wet Bewindvoering of het Burgerlijk Wetboek?
- Is het doorgeven van die namen door de organisaties geen schending op de privacy wet?
- Zijn wij al ouder verplicht om toelating te geven aan de organisatie om de persoonlijke informatie over ons kind/familielid door te geven aan derden, nl. de vrederechter?
ANTWOORD VAN JULLIE #JUSTITIEFLUISTERAAR
Het verzoek kadert wellicht binnen een (voornemen tot) kantelprocedure, vooral in verband met verlengd minderjarigen.
Deels ook door de hervorming van de wet van 21 12 2018 (nu in werking) is wat ik de ‘manuele kanteling’ noem, des te meer onzinnig.
Niet alleen voorzag de wet van 17 03 2013 dat de overschakeling automatisch per 1 9 2019, dus heel dichtbij, zou gebeuren.
Ondertussen heeft de wet van 21 12 2018 de ‘evaluatie’ die zou moeten gebeuren binnen de twee jaar vanaf 01 09 2019 afgeschaft (op vraag van de vrederechters) en vervangen door een zgn. ‘permanente evaluatie’.
Die ‘evaluatie binnen de twee jaar’ was de oorspronkelijke ‘kanteling’ die de wet voorzag om na de automatische kanteling die op 01 09 2019 ‘van rechtswege’ gebeurt, een ‘bewindvoering op maat’ mogelijk te maken per individueel dossier van een ‘beschermd persoon’.
Daar het wegvallen van die maximumtermijn van twee jaar en de vervanging ervan door een zgn. ‘permanente evaluatie’ (die eigenlijk al door de wet van 17 03 2013 voorzien was in art. 492/4 BW !) is nu geen enkele tijdsdruk mee voorhanden voor de vredegerechten. Spoedeisendheid kan dan ook minder dan ooit door de vredegerechten zelf ingeroepen worden (en dat was overigens ook hun bedoeling). Het initiatief moet dus – voor zoveel als nodig en in ieder geval ten vroegste op 01 09 2019) van de betrokken ‘beschermde personen’ zelf komen of hun families, bewindvoerders of vertrouwenspersonen.
Er zijn voor de benadering door vrederechters naar instellingen en organisaties 2 mogelijkheden.
MOGELIJKHEID 1: NEE !
Ofwel is de aanvraag algemeen en niet verbonden aan een specifieke procedure.
Dan mag de instelling of organisatie volgens mij geen enkele info rechtstreeks vrijgeven aan het vredegerecht.
De wetgeving over de privacy en gegevensbescherming is verleden jaar nog eens verstrengd met de wetgeving op de gegevensbescherming (GDPR).
Als dit toch gebeurt, kan de instelling of organisatie aansprakelijk gesteld worden voor de schade die een ‘beschermde persoon’ en zijn familie lijdt, o.m. door beschikkingen waartegen ze dan hoger beroep moeten aantekenen én gelijk krijgen.
Het meest diplomatieke antwoord voor een instelling of organisatie bestaat er dan in aan de vrederechter vragen "op welke rechtsbasis uw verzoek gesteund is, rekening houdend met o.a. de privacy, de wetgeving op de gegevensbescherming (GDPR) en de Wet Patiëntenrechten’.
Het is niet omdat de vrederechter een magistraat is dat hij niet gebonden zou zijn door die regels: wel integendeel heeft de magistraat hier een voorbeeldfunctie te vervullen.
MOGELIJKHEID TWEE: GROTE VOORZICHTIGHEID GEBODEN !
Ofwel is de vraag wel verbonden aan één specifiek dossier, en dan past zij bv. in het vergaren van gegevens voor een ‘evaluatie’.
Dat moet dat duidelijk zijn per schriftelijke vraag van het betrokken vredegerecht, en niet zomaar een ‘fishing expedition’ zijn (dus een algemene vraag).
Het vroegere art. 1244 §1 Ger.W en sinds 1 maart jl. huidige art. 1246 §3 Ger.W. voorziet inderdaad dat de vrederechter “nuttige inlichtingen kan inwinnen over de familiale, morele en materiële toestand en over de leefomstandigheden van de beschermde of te beschermen persoon of bij enige andere persoon die hem inlichtingen kan verschaffen (…) De personen die belast zijn met zijn dagelijkse zorg of die hem begeleiden worden als leden uit zijn omgeving beschouwd.”
Als dit een individuele vraag is, is de volgende vraag of uw instelling of organisatie wel belast is met ‘begeleiding of dagelijkse zorg’.
Daarenboven impliceert ook dit nog geen wettelijke verplichting van de instelling of organisatie om aan de vrederechter te antwoorden.
Minstens moet de informatie nog niet rechtstreeks aan het vredegerecht overgemaakt worden. Het antwoord op een specifieke vraag kan dan eerder aan de betrokken persoon en diens familie doorgespeeld worden. Zo nodig kan aan de vrederechter wel gemeld worden dat dit zo gebeurde, echter steeds zonder vrijgave van persoonsgegevens.
De tip van jullie #justitiefluisteraar is daar toch zeer voorzichtig mee om te gaan, gezien de nog steeds bestaande neiging van een aantal vrederechters om bij dergelijke procedures de voogd of familiale bewindvoerder door een advocaat te vervangen.
Je leest het verhaal van 2 geslaagde hogere beroepen in dergelijke zaken in de Law Blog van 06 03 2018 (‘Kafka in Oostende: 2 keer’) en een geslaagd derdenverzet in de Law Blog van 28 11 2017 (‘Mirabelle: Kafka in Brugge’).
Instellingen en organisaties uit de zorgsector moeten alleszins beseffen dat het doorgeven van persoonsgegevens niet alleen onwettelijk is indien niet specifiek verantwoord, maar de betrokken mensen en families met nodeloze procedurekosten kan opzadelen.
Foto boven: kunstwerk Ugo Dehaes (2002, ‘Coupure’) bij Conzett - brug aan jachthaven Coupure in Brugge, een artistieke waarschuwing die ik gebruik in m’n lezingen over bewindvoering.
PRIVACY en bewindvoering
15 april 2019
“Het meest diplomatieke antwoord voor een instelling of organisatie bestaat er dan in aan de vrederechter te vragen "op welke rechtsbasis uw verzoek gesteund is, rekening houdend met de o.a. de privacy, wetgeving op de gegevensbescherming (GDPR) en de Wet Patiëntenrechten”
M’n op 30 november 2016 bij Uitgeverij EPO verschenen boek ‘De kracht van rechtvaardigheid’ is in alle boekhandels te verkrijgen en via bol.com.
Het verscheen een jaar later ook in het Frans (bij NowFuture Editions).
Voor de eerste commentaren op de NL versie klik je hier op deze link.
Voor de commentaren van de Leuvense professoren als respondent bij de boekvoorstelling van 13 12 2016, klik je hier op deze link.
Over zorgvolmacht en bewindvoering vind je m’n boeken ‘Kwetsbaren in het nieuwe recht’ (in versies voor juristen en niet-juristen) bij INNI Publishers met verdere info via deze pagina ‘Bewindvoering’.
Schrijf hier in op de Nieuwsbrief van je #justitiefluisteraar (GPDR proof !)