Questioning Justice
Questioning Justice
2023/24
“Door een recente wetswijziging lopen in bewindvoering beschermde personen het risico om op een haast systematische manier hun stemrecht te verliezen” kopte Knack op 18 januari van dit vrij bijzondere (en meervoudige) verkiezingsjaar 2024.
Gelijkekansencentrum Unia sprak van “een aantasting van het grondwettelijk recht van personen met een handicap op volledige inclusie in de samenleving”. Het gelijkekansencentrum waarschuwde dat ‘de uitoefening van politieke rechten’ niet beperkt blijft tot ‘je stem uitbrengen’. ‘Een ruime interpretatie loert om de hoek: denk aan lidmaatschap van een ziekenfonds of vakbond.’
Unia had in haar eigen publicatie op 12 01 2024 benadrukt: “In plaats van een stap vooruit zoals aangekondigd in het Federaal actieplan Handicap (maatregel 119: Onderzoek naar hoe de schorsing van de uitoefening van het kiesrecht bij beschermde personen tot het minimum beperkt kan worden), betekent de hervorming een duidelijke stap achteruit” (link hier).
In Knack noemde FOVIG (Federatie van Ouderverenigingen en Gebruikersraden in voorzieningen voor personen met een handicap), de wetswijziging van 28 3 2023 (toepasselijk sinds 1 10 2023) onverbloemd een ‘vreselijke vergissing. De zwaksten uit de samenleving krijgen geen stem over hun politieke toekomst”.
Voor wat meer juridische duiding verwijs ik graag naar m’n analyse in De Juristenkrant nr 480 van 20 december 2023 (p. 12-13) en m’n Justwatch Law Blogs van 20 12 2023 (‘Politieke rechten beschermd?’ en 26 01 2024 (‘De wetgever van Echternach’).
En binnenkort vindt u nog veel meer in mijn bijdrage omtrent bewindvoering, in het op 21 maart te verschijnen bundel ‘Recht op grijs. Bouwen aan ouderenbeleid’ (Gompel&Scavina).
Ondertussen lazen we toch al een reactie van de minister van Justitie.
Op Knack reageerde het kabinet van minister van Justitie Paul Van Tigchelt als zou de wetswijziging net ongelijke behandeling tegengaan: “We komen van een situatie de ene vrederechter sprak zich wel uit over het uitoefenen van de politieke rechten en de andere niet. Dat leidde tot een ongelijke behandeling, wat niet wenselijk is. Het andere geval, waarbij mensen die fysiek of mentaal niet in staat waren om te stemmen toch nog onder de opkomstplicht vielen, kwam daarbij ook vaak voor.” (link hier).
De wetwijziging zou er uitgerekend gekomen zijn “met het oog op de coherentie, de gelijke behandeling en een meer volledige beoordeling” - samengevat, eindelijk de ideale juridische wereld!
Laten we even die opmerkelijk (deels nieuwe) argumenten van de nieuwe minister van Justitie onder de loep nemen: in 10 puntjes
zetten we een puntje op de i van Justitie...
(1) Het “tegengaan van ongelijke behandeling”
Dat lijkt op het eerste gezicht wle het ultieme en ideale argument. Wie kan dààr tegen zijn? Het gelijkheidsbeginsel is zelfs een van de fundamenten van onze Belgische Grondwet, en alle grote verdragen sinds de Franse Revolutie (tot spijt van wat Edmund Burke en zijn Vlaamse fans nog steeds benijden en bestrijden).
Als de ‘gelijke behandeling’ de bedoeling van de wetswijziging ware geweest, dan is het toch eigenaardig dat die ambitie niet eens ‘verbatim’ vermeld werd in de memorie van toelichting van de wet van 28 03 2023.
We moeten het op dat punt inderdaad enkel doen met de motivering van de ministers Van Quickenborne en Verlinden, die daarin stelden: “het kiesrecht is niet opgenomen in deze lijst van handelingen waarover de vrederechter in ieder geval moet oordelen. Het is derhalve mogelijk dat een vrederechter “vergeet” te oordelen over dat kiesrecht en dat een persoon die er niet toe bekwaam is, dientengevolge toch kiezer is (of in die hoedanigheid optreedt).
In de aanloop naar de verkiezingen van 2019 werden mijn diensten soms gecontacteerd door families van onbekwame personen die met deze situatie geconfronteerd werden.
Zoals bepaalde vrederechters aan mijn diensten gesuggereerd hebben tijdens de evaluatievergaderingen van de verkiezingen van 2019, zou het derhalve opportuun zijn om de uitoefening van de politieke rechten bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Grondwet toe te voegen aan de opsomming van de handelingen waarover een vrederechter absoluut moet oordelen bij een rechterlijke beschermingsmaatregel met betrekking tot een persoon”.
Die motivering van het wetsontwerp heeft echter niets met het gelijkheidsbeginsel te maken, maar met rechtspraak.
De (overigens dubbele) ’checklist’ van art. 492/1 B.W. is immers (ook letterlijk) gelijk voor iedereen, die bij de vrederechter voor een eventuele bescherming via bewindvoering opgeroepen wordt.
De ‘ongelijke behandeling’ die de opvolgende minister van Justitie (en adjunct-kabinetchef van de vorige minister van Justitie) nu beweerdelijk zoekt te remediëren is geen kwestie van onvolledige wetgeving, maar een kwestie van rechtspraak. De ene vrederechter oordeelt zus, en de andere zo, dat allemaal aan de hand van dezelfde wettekst.
Zo zit rechtspraak nu eenmaal ineen. Rechters zijn geen machines en worden (nog niet) gemaakt via een Artificiële Intelligentie of een soort juridische 3D-printer….
Ook dat is al van alle (moderne) tijden, dank zij Montesquieu: de staatsmachten houden elkaar in evenwicht.
(2) Rechtspraak inspireert, maar nu terecht al lang niet rechters alleen.
In veel gevallen is het de rechtspraak zelf, die de wetgever inspireert en aanmoedigt.
Die rechtspraak wordt vervolgens besproken door nog veel slimmere (academische) juristen in wat dan de ‘rechtsleer’ heet, en verspreid wordt in de professionele juridische lectuur,
Die bedenkingen en suggesties bereiken via die universitaire omweg toch ook onze parlementairen (voor zover ze omtrent dat onderwerp bekommerd zijn).
En in onze participatieve democratie wordt ook het middenveld dan betrokken bij hervormingen die hun doelpubliek in het bijzonder aangaan, en waaromtrent zij menselijke ‘ervaringsdeskundigheid’ kunnen aanleveren, buiten het eng juridische om.
Daar bestaan informele kanalen voor, maar ook officiële adviesraden, zoals de Nationale Hoge Raad Personen met een Handicap (NHRPH - CSNPH) of de Federale Adviesraad voor Ouderen (FAVO - CCFA )die niet alleen maar ‘voor de vorm’ - een soort excuustruus in extremis of doekje voor het plotse bloeden - geraadpleegd mogen worden.
(3) Natuurlijk kan de wetgever so wie so de zelf geproduceerde wetgeving bijstellen om beter het oorspronkelijk beoogde doel te bereiken.
Soms is het inderdaad wel de wetgever die de rechter bij de les moet houden, en herinneren aan regels en principes.
Al is wetgeving vaak voor verbetering en verduidelijking vatbaar, het gebeurt ook dat de rechtspraak zelf helemaal ‘contra legem’ ontspoort.
Als we het over bewindvoering hebben, is het de wetgever die tot z’n ontsteltenis al sinds midden de 90’er jaren moet vaststellen dat de letter en geest van de wetgeving van 1991 in de praktijk van de rechtspraak ondergraven wordt.
Ook de nieuwe wetgeving van 2013 (nochtans geschraagd door het VN-verdrag van 2006, het UNCRPD) wachtte het zelfde lot: een ouderwetse, autoritaire, paternalistische overbeschermende rechtspraak negeerde hardnekkig opnieuw geest en zelfs letter van de wet - wat al in 2016 aanleiding gaf tot het krachtig en eendrachtig protest van de zorgsector in de Driekoningenbrief.
In de bijlagen van die Open Brief van 6 2 2016 lees je - jammer genoeg nog altijd actuele - voorbeelden van uitspraken die de nieuwe wetgeving volledig negeren.
Het is bijgevolg helemaal niét zo, dat sommige vredereechters “vergeten” die onbekwaamheid voor het stemrecht uit te spreken, maar net omgekeerd, dat die er nù al te vaak ‘blind’ aan toegevoegd wordt, laat staan, als de ‘optie’ nu in de ‘checklist’ ingevoegd wordt. Een ... ‘checklist’ die in sommige officiële opleidingen (door een vrederechter nota bene) zelfs als een “chequelist” geschreven wordt...
Maar goed, in sommige beschikkingen van vrederechts lees je dan ook de aanstelling van ‘bewinvoerders’.. Fehlleistungen, heet dat ?
Je had dus kunnen hopen dat de recentere ministers van Justitie de inclusie van mensen met een handicap ook op politiek vlak - met name in verband met het stemrecht - beter hadden kunnen beschermen, dan af te gaan op de suggestie van “enkele vrederechters”, daarenboven - hoe is het toch mogelijk ! - zonder het minste overleg met het middenveld.
(4)De geschiedenis leert immers…
Hadden onze ministers Van Quickenborne en Verlinden (en nu Van Tighelt) toch eerst eventjes in de wetgevende geschiedenis van 2011 - 2013 gedoken (zo ver achteruit is dat niet, voor juristen...) om te weten waarom die ‘uitoefening van de politieke rechten’ anno 2011 wél al in het ontwerp van de checklist voorkwam, en er met politieke eenstemmigheid (met dank aan onder meer Raf Terwingen van CD&V en Valérie Déom van SP) uit gekieperd werd.
Hier zal ik het dus niet tot vervelens toe verhalen, wat ik toen beschreef als een boeidende, voorbeeldige wetgevende dialoog tussen politici over partijgrenzen heen, en wat dank zij hen, op dat specifieke punt van de ‘politieke rechten’ de baanbrekende wet van 17 03 2013 zou worden, (zie daarover m’n boek ‘Kwetsbaren in het nieuwe recht’ (INNIPublishers 2014, p. 215).
Kortom, het is dus niet bij vergissing of vergetelheid van de wetgever, dat de ‘uitoefening van de politieke rechten’ door mensen met een handicap niet in de ‘lintwormlijst’ van art. 492/1B.W. in verband met de ‘bekwaamheid van de persoon’ terecht kwam. Omgekeerd, het was net de uitdrukkelijke bedoeling om dit er niet in te voegen, net omwille van het toen al gevreesde semi-automatisch effect van ‘afvinken’ van ook dit punt op de checklist.
Zelden heeft een minister van Justitie van meer wereldvreemheid blijk gegeven dan de Paul Van Tigchelt door dan aan Knack toe te vertrouwen: “De vrederechter moet de bekwaamheid tot het al dan niet uitoefenen van de politieke rechten telkens in overwegen nemen, maar niet deze zomaar ontnemen”.
Al in 2011 - 2013 heeft een wijze wetgever gevreesd (en vermeden) dat een opname van de uitoefening van dat fundamenteel, democratisch, grondwettelijk recht, zou leiden tot een systematische afname ervan.
Het is niet de kersverse minister van Justitie die deze kwalijke tendens in de overbeschermende rechtspraak zal keren, integendeel die wordt nu net aangemoedigd, als gemaksoplossing.
De “zorgvuldige afweging die de vrederechter maakt, verschillend voor elke persoon en situatie die hij of zij beoordeelt” (dixit het kabinet van de minister aan Knack ) is uitgerekend wat nu al 10 jaar lang nét jammerlijk ontbreekt.
De checklist is - flagrant in strijd met de wetgevende bedoeling - een soort omgekeerde 3DPrinter voor het automatisch afbouwen van ‘materiële’ bevoegdheden geworden, maar vooral nog erger, ook de persoonsgebonden bevoegdheden (of ‘bekwaamheden’).
(5) Minister Van Tigchelt rechtvaardigt een oude problematiek door een nog oudere remedie waarvan iedereen wist dat ze zou falen.
Terecht vermeldt de opvolgende minister van Justitie in zijn toelichting aan Knack dat de checklisten “noch automatisch, noch exhaustief van aard zijn”.
Dat schreef ik ook al in 2014 in ‘Kwetsbaren in het nieuwe recht’ (2014, p. 215) namelijk dat “de praktijk daardoor verder uiteen dreigt te lopen”.
Dat betrof nochtans bij een minimum aan begrijpend lezen evident geen pleidooi om de uitoefening van de politieke rechten toch maar in de checklist in te voeren (want in dezelfde passage verdedigde ik uitdrukkelijk het amendement Déom).
Wel was het een waarschuwing tegen de rechtspraak waarin we overigens al meteen na 1 9 2014 de verwarring zouden vaststellen met de àndere lijst, namelijk die van art. 492/1 BW inzake de voor de bewindvoerder ‘uitgesloten bevoegdheden’.
Op het congres van Inclusie/Inclusion van 19 2 2016 formuleerde ik het verder zo: “De checklist van de 19 minimaal te verifiëren punten wordt in veel gevallen ten onrechte aangevuld met ‘passe-partout’-onbekwaamverklaringen voor bv. “alle andere dan de hoger aangeduide persoonsgebonden rechten” of het kiesrecht. Dit komt neer op een soort ‘burgerlijke dood’ en is fundamenteel in strijd met geest en letter van de nieuwe wetgeving.
Tot slot signaleer ik nog de complete verwarring die lijkt te bestaan tussen de checklist van 19 punten omtrent de eventuele onbekwaamheid van de persoon enerzijds, en de wettelijke lijst van 26 bevoegdheden die een bewindvoerder niet mag uitoefenen. (…) De verwarring bestaat er in dat een aantal vrederechters die lijst toevoegt bovenop de 19 punten van onbekwaamheid zoals door de check-list voorzien. Dat is totaal niet de bedoeling van de wet, integendeel. Met die lijst van 26 bevoegdheden die voor de bewindvoerder door de wet uitdrukkelijk verboden zijn moet de vrederechter zich niet inlaten, want de vrederechter kan er de bewindvoerder ook geen ‘machtiging’ voor geven” (link hier naar verslag p. 17-23).
Ook tot op vandaag blijven vrederechters koppig die beide totaal verschillende lijsten, met een totaal andere finaliteit in de wet van 2013 ingevoegd, door elkaar haspelen.
Het sterktste is dat, terwijl het punt van de politieke rechten wél sinds 1 10 2023 effectief in voege is in de hervormde checlist, die nieuwe ‘aangevulde’ checklist nu, vier maanden later in veel kantons nog niet eens gebruikt wordt, maar nog steeds via de aanvulling met de (daarvoor helemaal niet bedoelde) lijst van art. 492/1BW….
(6) Voorgaande wetsvoorstellen en standpunten: allemaal (toen al) achterhaald !
Het moet gezegd: het is sinds 2011 niet de eerste keer dat gepoogd wordt de uitoefening van de politieke rechten in de checklist onder te brengen - in strijd met wat in 2013 weloverwogen, beslist werd.
2016
Op 16 11 2016 stelde Iepers Kamerlid Sabien Lahaye-Battheu een parlementaire vraag (CRV 54 COM 537p. 12 - 15) in verband met de mogelijke invoeging van dit punt ‘uitoefening politieke rechten’ in de checklist, waarop de toenmalige minister van Justitie Koen Geens (tot mijn verwondering) instemmend reageerde, daarbij wel benadrukkend: “de essentie is dat op elk ogenblik tijdens het bewind, het maatwerk moet worden bewaakt op een eenvoudige en laagdrempelige wijze”.
2017
Op 14 3 2017 legde kamerlid Sabien Lahaye-Battheu - met verwijzing naar dat ministeriëel antwoord - haar wetsvoorstel (DOC 54 2372/001) neer. Zij verwees naar het inderdaad geldende principe dat “wanneer de vrederechter zich niet uitspreekt, de beschermde persoon integraal handelingsbekwaam is om de politieke rechten uit te oefenen”. Zij steunde zich voor haar voorstel op “enkele moeilijkheden (…) Zo vragen de bevolkingsdiensten om duidelijker in de beschikking aan te geven of iemand al dan niet zijn/haar politieke rechten nog kan uitoefenen.”
Daar zit al een eerste fout: het is niet omdat bepaalde bevolkingsdiensten in het diepe West-Vlaanderen nog niet volledig vertrouwd zijn met de wet (zoals ook bepaalde vrederechters aldaar, trouwens) dat de wet moet gewijzigd worden: zo geraken we er nooit. Zo trapt de wetgever zich tureluur in een draaiton.
Een tweede fout betreft haar verwijzing naar “beschermde personen die met de oude wet geschorst waren van het stemrecht, nu plots opnieuw in het bezit is van het stemrecht, tenzij expliciet anders vermeld in de kennisgeving van de vrederechter. Dit gebeurt doorgaans niet”.
Nochtans, een in het kader van ‘voorlopige bewindvoering’ (volgens de oorspronkelijke wetgeving van 1991) ’beschermde persoon’ behield wél al degelijk zijn stemrecht, volgens art. 7 Kieswetboek (lezing a contrario, vermeld in m’n eerste boek ‘Kwetsbaren in het recht. Voorlopige bewindvoering. De juridische bescherming van kwetsbare personen’, UGA, 2012, p. 160).
Zelfs de wet van 18 7 1991 was anno 2017 dus nog niet overal in de Vlaamse juridische geesten verwerkt.
Weliswaar bestond tot 1 9 2014 (en gefaseerd nog wat later) de totaal verschillende wetgeving omtrent de ‘verlengde minderjarigheid’, maar dit waren dan geen ‘beschermde personen’, maar ‘verlengd minderjarigen’.
In de meeste gevallen gaf hun ‘kanteling’ van de overgangsmaatregelen aanleiding tot een bescherming goederen én persoon én expliciete toevoeging van extra-onbekwaamheden (zoals het kiesrecht) uit de nochtans totaal verschillende checklist van art. 497/2 BW.
Dat semi-automatisme van de copy-paste van ‘onbekwaamheden’ uit de ‘verlengde minderjarigheid’ naar de ‘bewindvoering was uitgerekend net wat de wetgever van 2013 (en het UNCRPD van 2006) niét wilden.
Blijkbaar passeert het ook in sommige liberale geesten niet, dat mensen met een ‘handicap’ (die dus ook golf kunnen spelen…) welkom zouden moeten zijn in het stemhokje, desnoods met passende begeleiding: geen geen dromen over theorie meer, maar praktijk !
2018
Minister van Justitie Koen Geens nam de suggestie van (en zijn eigen antwoord op) toenmalig kamerlid Batteu terecht niet op in zijn hervorming van de bewindvoering bij wet van 21 12 2018.
voorjaar 2019
Het antwoord op de bezorgdheid van volksvertegenwoordiger Lahaye-Battheu werd verdiensteljk geformuleerd in de aanloop van de verkiezingen van 2019 door de website van de federale minister van Binnenlandse Zaken: twijfelende burgers en ambtenaren konden daar terecht om herinnerd te worden aan een fundamentele regel sinds 1991, herhaald in 2013.
Zo eenvoudig kan het zijn.
najaar 2019
Het is dan ook bijzonder eigenaardig - maar allicht te verklaren door de neiging van productieve studiediensten om ‘vervallen’ wetsvoorstellen weer op te vissen en binnen fracties uit te delen - en dat uitgerekend op 6 9 2019, dus na de federale, regionale en Europese verkiezingen van 26 5 2019, het voorstel Battheu weer boven water kwam.
Het moet toegegeven: de motivering van het Open Vld -wetsvoorstel van Katja Gabriëls, Egbert Lachaert, en Goede Liekens (DOC 55 0272/001) werd in de marge geactualiseerd.
Wel niet door de verwijzing naar een parlementaire vraag “waaronder indienster over ’deze problematiek in de commssie van Justitie van 16 11 2016” want de indienster van 2019 was niet meer de vraagsteller van 2016. Soit.
Opmerkelijk is wel de motivering van de liberale indieners: “wij kijken vol ongeduld uit naar het aangekondigde wetsontwerp, maar stellen vast dat de bedoelde wijziging uiteindelijk niet weerhouden werd”.
Voilà. Nu zijn we er.
Toenmalig minister Koen Geens heeft destijds inderdaad terecht beslist zijn in 2016 aangekondigde opname van de ‘uitoefening van politieke rechten’ in de checklist, in zijn hervormingen van de bewindvoering niet op te nemen, noch voor de gemeenteraadsverkiezingen van 14 10 2018, noch voor de andere verkiezingen van 2019.
Dan vervolgen de liberale indieners anno 2019: “met dit wetsvoorstel willen wij toch dit aspect regelen dat in de praktijk bewezen heeft problematisch te zijn”.
De ‘problemen’ hebben iets van het Monster van Loch Ness: niemand weet hoe het probleem er uit ziet, maar volgens een aantal fans, steekt het altijd weer ergens de kop op.
Het spookt dus.
En dan jagen wetgevers op spoken.
Daarnaast, naast en na het spook van middernacht, is er de juridische realiteit van iedere dag.
Vol ongeduld kijk ik al sinds decennia uit naar een respect van de vrederechterlijke rechtspraak voor de fundamenten van de wetten van 1991 en 2013, en het UNCRPD verdrag van 2006.
2021
Wie niet op spoken joeg, was Inclusion asbl: in een vlammende brief van 5 3 2021 (p.2 onder nr 4) aan minister van Justitie Van Quickenborne formuleerde de vereniging haar krachtig gefundeerd weerwerk: “Nous nous opposons fermement à ce projet, pour aux moins deux raisons. (...) Rajouter cet élément dans la ‘checklist’ aura pour conséquence que les personnes seront privées de leurs droits politiques de manière quasi systématique (...)”.
(7) Een totaal overbodige wetswijziging.
Het is bijzonder verontrustend dat vrederechters die bij de kiesverrichtingen betrokken zijn, achter de schermen - zoals al te vaak - de énige geraadpleegde ‘partners’ waren.
Die opmerkelijke magistrale tevredenheid blijkt uit een - onmiddellijk na de wetswijzing verschenen - bericht op de site van het Koninklijk Verbond van Vrede- en Politierechters, een copy/paste van de Memorie van Toelichting van de Wet - geen toeval weer, en juridisch compleet fout.
Die commentaar illustreert nochtans net opnieuw de overbodigheid van de wijziging van het Burgerlijk Wetboek.
Immers biedt het Kieswetboek (art. 207) al decennia lang de evidente en soepele oplossing: een medisch attest voor die dag, zonder gedoe, zonder procedure, zonder juridische kosten, laat staan een dure medisch expertise, bevolen door de afstandelijke nabijheidsrechter.
(8) Een heel gevaarlijke wetswijziging.
Dat hoeft nauwelijks nog betoog.
Dat sommige vrederechters een uitbreiding van hun bevoegdheden bepleit hebben (terwijl ze zich al altijd beklaagden over hun ‘werklast’ - het negatieve sleutelwoord in alle door hen afgeremde hervormingen) zegt iets.
Maar vooral dat dit op hun corporatistisch voorstel gebeurt, via de weg van de minste werklast: ‘aanvinken’. Kan het makkelijker. Voor een van de fundamenteelste rechten van een medeburger.
Dit is diep betreurenswaardig. Om niet te zeggen, de filosofie van het ambt onwaardig.
Unia tekende op 12 1 2024 publiek bewaar aan omdat het stemrecht ‘afvinken’ (zoals de rest van de checklist) een semi-automatisme zal worden, zoals de praktijk al jarenlang leerde omtrent de andere punten ven de beide checklisten, waarvan de specifieke beslissing tot onbekwaamheid nooit gemotiveerd wordt: dit “ondermijnt de uitoefening van het stemrecht voor personen met een handicap”
FOVIG sprak onomwonden van een “vreselijke vergissing”
En de (totaal niet geraadpleegde) Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap stuurde ondertussen aan de drie betrokken ministers een ‘ambtshalve advies’ (goedgekeurd in plenaire vergadering van 15 01 2024) met een formele “eis” tot intrekking van de wetswijziging.
Dus eigenlijk géén advies, maar een ... eis !
Een straffere terechtwijzing door het middenveld ten aanzien van lichtvaardig poltiek handelen kan nauwelijks: burgers met een handicap willen gerespecteerd en dus ook gehoord worden.
(9) Tot slot.
Errare humanum est.
In m’n bijdrage van 2 12 2023 in De Juristenkrant situeerde ik de ingangsdatum van de nieuwe stem(on-)recht - regeling op 30 10 2023 in plaats van 01 10 2023.
Sorry voor deze typfout. Ik ben heel m’n leven verwend door prima secretaresses en magnifieke griffiers die de typografische klus voor mij klaarden. Zoals m’n onvolprezen hoofdgriffier die eigenlijk altijd ook een beetje m’n ‘eindredacteur’ was, maar ook meer dan dat.
U leest m’n rouwrede van m’n fietsmaat Willy hier... (link hier).
Het zou sommige wetgevers, magistraten en ambtenaren sieren, toe te geven dat ze zich vergisten, en daardoor wel fundamenteel funeste, contraproductieve, en daarenboven ook overbodige teksten inspireerden en mee - schreven.
En ter verontschuldiging van allen die zich vergisten en het toch goed meenden: onze samenleving beweegt, onze mensen bewegen, het recht beweegt met hen.
Beweeg met hen mee ! Please, stand with them, stand with UNCRDP !
Dank in naam van allen, want om zowel de Talmoed als filosofe Alicja Gescinska (met dank ook aan Joël De Ceulaer voor het interview ‘Zijn sommige burgers te dom om te mogen stemmen?’) in De Morgen van 8 december 2023 te parafraseren: ‘wie één stem redt, redt het stemrecht’.
(10) Meer lezen ?
M’n vurige hoop is dat minstens een deel van m’n bijdrage in ‘Recht op grijs. Bouwen aan ouderenbeleid’ (te verschijnen bij Gompel&Svacina op 21 3 2024) gehoord zal worden.
En zelfs liefst: dan al achterhaald, want ‘optimism is a moral duty’ !
rechts(on)zekerheid of stemzekerheid ?
30 januari 2024
Het project ‘Grijs aan zet’ komt in de herfst van mijn eigen leven. Het is nu niet alleen maar de jurist die nog spreekt, maar de - nog fitte - senior die zelf zo lang mogelijk grip wil houden, met de mountainbike maar ook met een voorzorgvolmacht.
Voor bestelling van dit boek, (174 p., 25 euro) met zoveel mooie getuigenissen en juridische duiding, klik hier !