Questioning Justice
Questioning Justice
2015/16
De nieuwe juridische bescherming: tussenbalans van de praktijk en suggesties (neerslag van keynote-lezing ere-vrederechter Jan Nolf op nationale studiedag Inclusie Vlaanderen - Inclusion ASBL)
Een goed jaar na de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving stijgen steeds meer kritische geluiden op over de praktijk tijdens deze “inloopperiode”. Mijn blog www.justwatch.be wordt daarom steeds vaker geconsulteerd als een soort “eerste hulp bij bewindvoering. De bij de wet betrokken mensen schijnen nog meer dan vroeger een soort ‘lift’ voor de hoge drempel naar justitie nodig te hebben, vandaar mijn rol als “justitiefluisteraar”.
Op 31 juli 2016 publiceerde Knack.be (link hier) mijn analyse van drie verschillende cases, verspreid over Vlaanderen: over een grootmoeder met beginnende dementie in Antwerpen, een man met het syndroom van Down in Oost-Vlaanderen, en een gewezen psychiatrisch patiënt in West-Vlaanderen. De trieste conclusie hield in dat de nieuwe wet in de juridische praktijk al volledig uitgehold leek.
In het verlengde hiervan publiceerde een samenwerkingsverband van meer dan 50 grote Vlaamse organisaties uit de zorgsector (waaronder ook Inclusie Vlaanderen) op 6 januari een Open Brief (link hier) aan de vrederechters, de parketten, de Hoge Raad voor de Justitie en de minister van Justitie. De brief van een viertal pagina’s werd begeleid door een dossier van 20 pagina’s met voorbeelden van juridische ‘malpractice’. Op 12 februari 2015 getuigden daarover een aantal familiaal en professioneel betrokkenen, evenals de initiatiefnemer van de nieuwe wet, ere-volksvertegenwoordiger Luc Goutry. Ondertussen mogen we zeggen dat er positief overleg met de juridische actoren opgestart is.
Het belang van de nieuwe wet mag niet onderschat worden.
De cijfers van FOD Justitie tonen ook het numeriek impact. Tussen 2005 en 2013 (het laatste jaar voor de nieuwe wet van start ging) verdubbelde het aantal aanvragen van 6.265 naar 12.817. Hetzelfde was waar voor de machtigingen tijdens de looptijd van bewindvoering: van 16.835 naar 35.132.
De woordvoerder van FOD Justitie deelde ons mee dat in de laatste vier maanden van 2015 niet minder dan 35 % van de uitgesproken (wellicht inclusief de gekantelde) bewindvoeringen zowel betrekking hadden op zowel de persoon als de goederen van de beschermde persoon – wat dus een vrij intens gebruik van de nieuwe mogelijkheden van de wet illustreert.
De wetgever heeft bij de hervorming van 2013 bewust opnieuw gekozen voor de vrederechter als nabijheidsrechter. Het vredegerecht biedt ‘recht op mensenmaat’, oog in oog met de rechtzoekende. Justitie functioneert hier in een ‘horizontaal model’ dat overleg en communicatie verkiest boven het klassieke autoritair en conflictueel denken. Het vredegerecht biedt dus een zorgdragende rechtsbedeling.
De nieuwe wet werd op een merkwaardig moment goedgekeurd. Net in 2013 noteerde het notariaat immers een stijging van niet minder dan 36% in het aantal testamenten. Inderdaad zijn steeds meer mensen en steeds meer jongeren geïnteresseerd in een regeling voor na hun overlijden en in vermogensplanning. Dat stijgende belangstelling staat in schrille tegenstelling met de nog ondergewaardeerde interesse voor planning over wat met ons zou gebeuren wanneer we nog in leven zijn, maar niet meer wilsbekwaam: wie zorgt dan voor mijn huis, mijn centen, of wie neemt dan medische beslissingen over mij ?
De nieuwe wet zorgt ook hier voor in deze belangrijke twee-deling, want we zijn allemaal kwetsbaar, of worden het ooit. We hebben ook allemaal een beperking of we krijgen die ooit. Zolang we wilsbekwaam zijn kunnen we die (eventuele) bescherming voor later, zelf op papier zetten. Als we te lang wachten en we ondertussen wilsonbekwaam geworden zijn, is dat de bevoegdheid van de vrederechter. De tijdige organisatie van die buitengerechtelijke bescherming bijzonder belangrijk voor bv. ouders van kinderen met een handicap, want die regeling beïnvloedt onrechtstreeks de bescherming van hun kinderen later.
De fundamentele uitgangspunten van de nieuwe wetgeving.
Ook het nieuwe beschermingsstatuut is in de eerste plaats een kwestie van vertrouwen. De te beschermen persoon en zijn familie staan centraal, met hun sociaal en medisch netwerk. De juridische ‘spelers’ zijn daarentegen dienstverlenend in het belang van de beschermde persoon en moeten empathisch betrokken zijn.
Meer dan ooit is de nieuwe wetgeving ook gesteund op de Mensenrechten. De geneesheer start de procedure met een medische verklaring, maar de finale beslissing is juridisch. Dokter en vrederechter werken dan ook niet zozeer als een ‘tandem’, maar in een ‘estafette’.
De fundamentele vernieuwing van de wetgeving – aan de hand van het UNO-verdrag van 2006 – zit vooreerst in het uitgangspunt: de bekwaamheid van personen met een beperking. Hun juridische bescherming mag slechts ‘subsidiair’ georganiseerd worden (als ze noodzakelijk is) en moet dan ‘proportioneel’ uitgetekend worden (in de mate dat zij noodzakelijk is). Het statuut moet dus à la carte, gepersonaliseerd worden op maat van de beschermde persoon. Daarenboven werd ook in de mogelijkheid van een buitengerechtelijke bescherming voorzien, en die heeft dan zelfs voorrang boven de gerechtelijke bescherming van de bewindvoering.
Meer dan ooit moet dan ook voorrang gegeven worden aan de familie, als bewindvoerder van de beschermde personen. In de hoorzitting van het parlement liet de vertegenwoordiger van de vrederechters op 16 februari 2011 echter optekenen dat de aanstelling van familiale bewindvoerders “die geen juristen zijn, niet van aard is de taak van de vrederechter te vergemakkelijken. Daarnaast is het ook onmogelijk te weten of het familielid wel betrouwbaar is”. Dat wantrouwen laat nu zijn sporen na in een spijtige rechtspraak.
De overgangsmaatregelen.
De nieuwe wet heeft eindelijk een globaal statuut ingesteld dat alle bestaande beschermingsstatuten overkoepelt en op termijn in zekere mate vereenvoudigt.
De overgangsmaatregelen bepalen dan ook hoe de op 1 september 2014 bestaande statuten overgaan in het nieuwe systeem.
De wet regelt dit op 3 verschillende manieren, die bij elkaar aansluiten. Symbolisch noem ik dat de ‘volautomatische versnellingsbak’, de ‘semi-automatische versnellingsbak’ en de ‘manuele versnellingsbak’.
De essentie van het systeem hield in dat de voor 1 september ingestelde ‘voorlopige bewindvoeringen’ volledig automatisch overgingen naar de nieuwe wetgeving op 1 september 2016. Ingevolge een verrassende wetswijziging van 10 augustus 2015 is dat uitgesteld tot 1 september 2019. De vrederechter moet hier niet tussenkomen, want de vroegere ‘voorlopige bewindvoerder’ wordt op die kanteldatum ‘van rechtswege’ (volautomatisch) ‘bewindvoerder’ (enkel over de goederen) met de rechten en verplichtingen volgens de nieuwe wet.
Voor de verlengd minderjarigen was en blijft die ‘kanteldatum’ op 1 september 2019. De ouders worden op die datum (volautomatisch) bewindvoerder over de persoon en goederen van hun verlengd minderjarig kind. Zij hoeven daarvoor dus geen enkele stap te zetten, maar vanaf die datum gelden dus ook hun rechten en verplichtingen volgens de nieuwe wet.
Gedurende twee jaar vanaf die (volautomatische) ‘kanteldatum’ loopt een ‘evaluatieperiode’ van 2 jaar waarin de vrederechter het dossier naziet en de bewindvoering zo nodig verder aanpast (dat is de zgn. semi-automatische versnelling).
De wet voorziet ook dat familieleden de overgang naar de nieuwe wetgeving vroeger dan 1 september 2019 kunnen vragen, evenals dat de vrederechter dat ‘ambtshalve’ (uit eigen beweging) kan doen. In de praktijk blijkt dat vrederechters daar de regel van maken en dat in dat laatste geval door heel wat vrederechters voor een professionele bewindvoerder wordt gekozen. Soms gebeurt dat zelfs zonder dat de beschermde persoon of zijn familieleden worden opgeroepen en dat is zeer problematisch.
Om vooral ouders van beschermd minderjarigen meer waarborgen te bieden op hun ‘automatische’ aanstelling als bewindvoerder, denkt de minister van Justitie er aan om die datum van volautomatische kanteling (nu nog voorzien op 1 september 2019) voor hen te vervroegen (en de evaluatietermijn voor hen te verlengen).
Dat betekent dat die ouders of familieleden sneller volgens de nieuwe wet zouden moeten werken, maar heeft wel het onschatbare voordeel dat zij vanaf dat moment de familiale opvolging voor de bewindvoering kunnen verankeren. Nadat bv. een ouder ‘van rechtswege’ bewindvoerder is geworden, kan hij/zij een voorkeurverklaring voor de eigen opvolging als bewindvoerder laten akteren voor de vrederechter die deze bewindvoering onder zijn bevoegdheid heeft.
Het zou goed zijn dat de wetgever dat ook mogelijk maakt via een verklaring bij de notaris.
De buitengerechtelijke bescherming.
Dit uiterst waardevol - en nog steeds onderschat - alternatief voor de gerechtelijke ingreep van een bewindvoering bestaat in de buitengerechtelijke bescherming. Die wordt contractueel vooraf vastgelegd in een soort ‘volmacht’ (wettelijke benaming: ‘lastgeving’ - mijn voorstel voor betere naam: ‘plaatsvertrouwing’) maar dat kan uiteraard enkel door iemand die nog wilsbekwaam is. Dit is dus geen mogelijkheid voor wie al onder een beschermingsstatuut valt.
Wel blijft het een gouden tip voor ouders van bv. verlengd minderjarigen. Immers kunnen zij met dit systeem een eigen vermogensplanning uittekenen, die zij dan zelf in alle discretie en zonder pottenkijkers op maat van hun familiale verstandhouding en belangen van hun kinderen bepalen.
De grootste uitdaging is hier dat er geen enkel standaardcontract bestaat. Het toevoegen van een vertrouwenspersoon is hier een absolute tip.
Ondertussen blijkt dit statuut door heel wat vrederechters erg gewantrouwd te worden, zodat bij de minste conflicten via de ‘alarmbelprocedure’ overgeschakeld zou worden op de gerechtelijke bescherming (bewindvoering met een professioneel bewindvoerder) – wat in strijd is met de wil van de ‘lastgever’.
Het is daarenboven een wijd verspreid misverstand dat bij de effectieve inwerkingtreding van een geregistreerde ‘lastgeving’ ook nog een ‘homologatie’ door de vrederechter nodig zou zijn. Die stelling is volledig strijdig met de wet, die een “geruisloze” opstart van dat systeem voorziet, zonder enige tussenkomst, filter of controle. De zgn ‘dienstbelprocedure’ is enkel noodzakelijk wanneer de lasthebber met externe problemen geconfronteerd wordt (zoals onwil of gebrekkige kennis van de wet door een aangesproken administratie).
De gerechtelijke bescherming (bewindvoering) over de goederen.
De nieuwe wet voorziet hier uitdrukkelijk de mogelijkheid van meerdere bewindvoerders, eventueel met afzonderlijke bevoegdheden. De voorkeur voor familiale bewindvoerders wordt uitdrukkelijk in de wet vermeld, maar wordt in de praktijk te vaak genegeerd.
De vrederechter dient in ieder geval 18 punten van eventuele onbekwaamheid te onderzoeken (de zgn ‘checklist’) en dan te bepalen of op dit punt ‘bijstand’ volstaat, dan wel ‘vertegenwoordiging’ nodig is.
Blijkbaar dringen bepaalde vrederechters aan op een afschaffing van deze lijst, die zij hoogstens nog als “vrijblijvende leidraad” zouden aanvaarden, wat de wet dan helemaal ondergraaft.. Anderzijds willen zij die lijst uitbreiden met het onderzoek omtrent de rijvaardigheid (rijbewijs) wat mij een uiterst delicate ingreep lijkt die voorbehouden moet blijven aan de juridische specialist op dat punt, nl. de politierechter.
De lijst wordt in de praktijk té reflexmatig ‘maximaal’ ingevuld en daarenboven ten onrechte aangevuld met ‘passe-partout’ slotclausules van onbekwaamheid voor o.a. “welke overeenkomst dan ook”. Dit is fundamenteel strijdig met de proportionaliteit die de wet inzake de beoordeling van de onbekwaamheid gebiedt.
De gerechtelijke bescherming over de persoon.
Vooreerst dient in gedachten gehouden te worden dat een verzoek voor bewindvoering – zoals in het verleden – in de meeste gevallen best beperkt kan blijven tot een bewindvoering voor de goederen. Het mag geen reflex worden telkens een bewindvoering voor de persoon te vragen. Wel wordt vastgesteld dat bepaalde vrederechters – ten onrechte – dergelijke verzoeken voor bewindvoering over de goederen ‘ambtshalve’ uitbreiden tot bewindvoering voor de persoon.
Daarenboven is ook hier is de overmatige aanstelling van professionele bewindvoerders verontrustend, vooral voor verlengd minderjarigen die ambtshalve door de vrederechter in de nieuwe wetgeving ‘gekanteld’ worden.
De checklist van de 19 minimaal te verifiëren punten wordt in veel gevallen ten onrechte aangevuld met ‘passe-partout’-onbekwaamverklaringen voor bv. “alle andere dan de hoger aangeduide persoonsgebonden rechten” of het kiesrecht. Dit komt neer op een soort ‘burgerlijke dood’ en is fundamenteel in strijd met geest en letter van de nieuwe wetgeving.
Tot slot signaleer ik nog de complete verwarring die lijkt te bestaan tussen de checklist van 19 punten omtrent de eventuele onbekwaamheid van de persoon enerzijds, en de wettelijke lijst van 26 bevoegdheden die een bewindvoerder niet mag uitoefenen. Onder die laatste reeks komen nogal wat medische toestemmingen voor, o.a. voor sterilisatie, euthanasie, abortus en ook “alle handelingen in verband met de fysieke integritieit of de intieme levenssfeer”.
De verwarring bestaat er in dat een aantal vrederechters die lijst toevoegt bovenop de 19 punten van onbekwaamheid zoals door de check-list voorzien.
Dat is totaal niet de bedoeling van de wet, integendeel. Met die lijst van 26 bevoegdheden die voor de bewindvoerder door de wet uitdrukkelijk verboden zijn moet de vrederechter zich niet inlaten, want de vrederechter kan er de bewindvoerder ook geen ‘machtiging’ voor geven.
Het gaat immers telkens om bevoegdheden die aan de beschermde persoon intiem eigen blijven, en waarvan de uitoefening wordt geregeld door aparte wetgeving, zoals de Wat Patiëntenrechten en de Wet Euthanasie, die hier voorrang blijven hebben. De vrederechter mag de toepassing van die wetgeving niet uitsluiten, want dat zou tegenover de wetgeving van voor 2013 een stap achteruit betekenen.
De vertrouwenspersoon.
Deze figuur werd in de nieuwe wet terecht geherwaardeerd. Immers is nu ook een voorkeurverklaring inzake de vertrouwenspersoon mogelijk, evenals een opvolgingsverklaring door de vertrouwenspersoon.
Recent bleek de aanstelling van een vertrouwenspersoon door een vrederechter geweigerd omdat er hoger beroep of derden verzet ingesteld was tegen de beschikking. In hoger beroep benadrukte de rechtbank dat het om een fundamenteel recht gaat in ieder stadium van de procedure. (UPDATE: lees hier specifiek daarover Law Blog justwatch van 31 01 2016)
Procedureproblemen.
De wet is technisch voor verbetering vatbaar omdat de omschakeling van een tegensprekelijke naar een eenzijdige procedure tal van onwenselijke gevolgen creëert.
Ten onrechte blijkt nu voor een verzoekschrift in hoger beroep de bijstand van een advocaat verplicht. Dat was niet de bedoeling.(UPDATE: lees hier specifiek daarover Law Blog justwatch van 02 05 2016)
Zorgwekkend is de vaststelling dat de zgn. ‘kantelprocedure’ door een aantal vrederechters - ten onrechte - als een “louter administratieve” procedure beschouwd wordt, waarin noch beschermde persoon, noch bewindvoerder, vertrouwenspersoon of familie zouden moeten opgeroepen worden. (UPDATE: lees specifiek daarover mijn artikel in De Juristenkrant 11 11 2016 evenals Law Blog justwatch van 19 10 2010 en 20 03 2016)
Deze onjuiste visie leidt ertoe dat betrokkenen in deze procedure geen ‘partij’ zijn, en dus ook geen hoger beroep kunnen aantekenen. Zij worden dan verplicht via een duur derdenverzet (want via gerechtsdeurwaarder) de zaak opnieuw aanhangig te maken bij dezelfde vrederechter die hun rechten schond. Deze rechtspraak is manifest onwettig en brengt de aansprakelijkheid van de Belgische Staat in het gedrang.(UPDATE: lees hier specifiek daarover de pagina ‘derdenverzet’)
Tot slot dient het belang aangestipt van het ‘proces-verbaal van verhoor’ dat in feite het verslag (door de griffier) van het bezoek van de vrederechter aan de te beschermen persoon betreft.
In een aantal kantons weigeren griffiers – ten onrechte – aan procespartijen een kopie van dat verslag af te leveren. Dit document is nochtans in veel gevallen van doorslaggevend belang om de motivering van de erop volgende beschikking te kunnen inschatten of interpreteren. (UPDATE: lees hier specifiek daarover Law Blog justwatch van 16 03 2016).
De medische verklaring.
De wet werd uitdrukkelijk ‘gerepareerd’ om toe te laten dat een behandelend geneesheer deze verklaring zou kunnen afleggen en dat dit zonder dat effectief medisch onderzoek zou gebeuren.
Jammer genoeg is het wettelijk modelformulier op dat laatste punt voor misverstand vatbaar.
De procedurekosten en vergoedingen van professionele bewindvoerders.
De invoering van de rechtsplegingsvergoeding (waarvan het basisbedrag in deze procedures €1.320 beloopt) in deze materie is een spijtige breuklijn die de wetgever invoerde met de rechtspraak uit het verleden. Dit verhoogt het procesrisico en het risico van nodeloze conflictualisering van een procedure die niet om gelijk of ongelijk gaat, maar om bescherming en welzijn van een kwetsbaar persoon.
Het blijft nog even wachten op een koninklijk besluit dat de vergoedingsregeling van professionele bewindvoerders definitief regelt. Daarmee moet een einde gesteld worden aan onjuiste interpretaties over het begrip ‘inkomsten’ (als basis van de 3%-regel) en misbruiken in dat verband. Het advies van de Hoge Raad voor de Justitie van 21 april 2010 moet hier de passende leidraad blijven.
Enkel na goedkeuring van het verslag mag de vrederechter de vergoedingen voor de bewindvoerder toestaan. Die versterkte controleplicht kan – bij niet-naleving – de verantwoordelijkheid van de Belgische Staat voor de betrokken magistraat in het gedrang brengen.
Een nieuwe mentaliteit binnen justitie.
Professor Tim Wuyts, tevens adviseur van de minister van Justitie wees er de vrederechters tijdens hun studievoormiddag van 17 oktober 2015 op dat de kritiek op de juridische praktijk groeit: “de noodzakelijke mentaliteitswijziging bij de diverse actoren betrokken bij het bewind zou in heel wat gevallen achterwege blijven. De nieuwe wet zou in sommige gevallen zelfs een achteruitgang in de praktijk betekenen. Dergelijke praktijken zijn uiteraard verwerpelijk en moeten worden bestreden met de gangbare rechtsmiddelen”.
Duidelijker kan de boodschap moeilijk gebracht worden...
Voor meer duiding, informatie en modelformulieren verwijs ik graag naar mijn boeken ‘Kwetsbaren in het nieuwe recht’ (ook in het Frans vertaald ‘Les personnes vulnérables dans le nouveau droit) in een aparte versie voor juristen en niet-juristen verschenen bij INNI Publishers, evenals die specifieke pagina ‘Bewindvoering’ van mijn website (link hier).
inclusie VL & inclusion asbl
19 februari 2016
Minister van Justitie Koen Geens
op nationale studiedag
& Inclusion asbl (photo credits N.C.)
VOOR HET VOLLEDIG VERSLAG met toespraak minister, getuigenissen, analyse J. Nolf e.a.)
klik HIER op de link naar Inclusie VL